© GETTY IMAGES

Veranderen van werk... Wat met je aanvullend pensioen?

Wanneer je van werk verandert, waar je een aanvullend pensioen hebt opgebouwd, krijg je van je vorige verzekeraar of pensioenfonds een voorstel met een aantal opties. Maar wat betekenen ze? En wat is de beste keuze?

Vandaag bouwt 80% van de werknemers met een aanvullend pensioen dit extraatje op onder de vorm van een groepsverzekering (via een verzekeraar), de overige 20% doet dat via een pensioenfonds. “En daar zit hem al een belangrijk verschil”, benadrukt Ferdy Van der Borght, expert Employee Benefits. “Bij een aanvullend pensioen onder de vorm van een pensioenfonds is er geen gegarandeerd rendement, enkel de wettelijke garantie, vandaag 1,75%.” Dat kan een impact hebben op het niveau van de reserve op je vertrekdatum. Al is dat voor werknemers met een langere staat van dienst zelden van belang, omdat de hoge interestgaranties uit het verleden tot een grotere reserve leiden.

In dit artikel focussen we vooral op de werknemers met een groepsverzekering (80%) en wat er met hun aanvullend pensioen gebeurt als ze van job veranderen. Vooreerst moet je vorige werkgever jouw vertrek binnen de 30 dagen schriftelijk aan de verzekeraar of het pensioenfonds melden. Die bezorgt je op zijn beurt dan een uittredingsfiche met de details van de reserves die je hebt opgebouwd. En hij stelt je meteen ook de vraag wat je met deze reserves wil doen. Eén optie is al een paar jaar niet meer mogelijk: het bedrag van je opgebouwde reserve laten uitbetalen. Vroeger kon dat wel, maar vandaag moet je in principe wachten tot de ingangsdatum van je (vervroegd) wettelijk pensioen, ook voor pensioenreserves die je bij een vorige werkgever hebt opgebouwd. En dus blijven er nog vijf opties over.

Optie 1: Je blijft in de pensioentoezegging

Niet reageren is ook kiezen! Geef je geen antwoord binnen de 30 dagen nadat je je fiche hebt gekregen, dan kies je automatisch voor optie 1: je laat je reserves staan bij de pensioeninstelling van je vorige werkgever. Maar wat betekent dit concreet?

Ferdy Van der Borght: “Je vorige werkgever stort geen bijdragen meer in je pensioenplan, maar de reserves die je hebt opgebouwd groeien verder aan volgens de voorwaarden (interestvoet) van je groepsverzekeringscontract. Dus had je voor een bepaald jaar – bijvoorbeeld 2001 – een rendement van 3,25%, dan behoud je die 3,25% op de stortingen die dat jaar werden gedaan en dat tot je 65ste.”

“Wel kan het zijn dat de overlijdensdekking wegvalt, want bij sommige pensioenplannen geldt die dekking enkel zolang je in dienst bent. Die overlijdensdekking zorgt ervoor dat, wanneer jij zou overlijden, jouw partner, kinderen of andere begunstigden in je contract een kapitaal krijgen uitbetaald. De voorwaarden staan in je pensioenreglement. De overlijdensdekking kan op verschillende manieren worden berekend: op basis van je loon – bijvoorbeeld twee maal je jaarsalaris – of gelijk aan je opgebouwde reserve. Valt die overlijdensdekking in je oude contract weg als jij van werk verandert, dan krijgen je nabestaanden niets als jij overlijdt voor je pensioen, zelfs niet de opgebouwde reserves die je had laten staan. Het is dus heel belangrijk dat je dit nakijkt op je uittredingsfiche.”

Optie 2: je kiest voor de overlijdensdekking

Ferdy Van der Borght: “Wij noemen dit eigenlijk optie 1B, want je maakt eigenlijk dezelfde keuze als bij optie 1: je behoudt de interestgaranties uit het verleden, maar je kiest er expliciet voor om een overlijdensdekking te behouden. Je kan enkel kiezen voor een overlijdensdekking die overeenstemt met je verworven reserves, niet voor een hoger bedrag. Je hebt tot 12 maanden de tijd na je uitdiensttreding om deze keuze te maken, daarna kan het niet meer. En je betaalt er zelf ook een prijs voor. Want omdat je geen bijdragen meer stort in dit contract, zal een deel van je pensioenreserve worden gebruikt om de overlijdensdekking te financieren, waardoor je aanvullend pensioen lager zal uitvallen.”

Veranderen van werk... Wat met je aanvullend pensioen?

Een voorbeeld maakt dit duidelijk: was je bij je werkgever gebleven, dan had je op je 65ste een kapitaal van 80.000 euro opgebouwd. Maar je verlaat je werkgever, waardoor er geen bijdragen meer worden gestort. Het het kapitaal dat je al had opgebouwd blijft verder renderen, waardoor het je 40.000 euro zal opleveren. Kies je voor optie 2, dan ga op je 65ste, akkoord met bijvoorbeeld slechts 37.000euro en wordt het verschil – 3.000euro – besteed aan een overlijdensdekking, als je voor je pensioendatum zou overlijden. “Vandaag hanteren veel groepsverzekeringen deze formule al, en kan je niet langer kiezen tussen 1 en 2. Optie 1 – zonder overlijdensdekking – is vaak enkel nog relevant voor oudere pensioenplannen.”

Optie 3: je reserves in een onthaalstructuur

“Een onthaalstructuur is een verzekering die de reserves beheert van werknemers die uit dienst zijn getreden”, aldus Ferdy Van der Borght. “Stap je over naar de onthaalstructuur van de verzekeraar van je ex-werkgever, dan stap je uit je oorspronkelijke pensioenplan en verlies je de interestgaranties ervan. Je reserves evolueren dan verder volgens de nieuwe regels van de onthaalstructuur. Het voordeel is dat je hier wel kan kiezen voor een overlijdensdekking die hoger is dan je verworven reserves, zonder medische vragenlijst. Die formule kan interessant zijn als de groepsverzekering bij je nieuwe werkgever geen behoorlijke overlijdensdekking voorziet.

Optie 4: je reserves naar je nieuwe werkgever

“Dit kan enkel wanneer je nieuwe werkgever ook een groepsverzekering aanbiedt”, zegt Ferdy Van der Borght. “Bij de verzekeraar van je nieuwe werkgever belanden de reserves die je bij je vorige werkgever hebt opgebouwd ook in een onthaalstructuur en dus niet in het lopende contract bij je nieuwe werkgever: je kan daar niet genieten van vroegere, interessante rendementen. Je verliest dus de hogere interestgaranties op het deel dat je bij je vorige werkgever had opgebouwd.” Vroeger gold optie 4 als een voordeel: je volledige aanvullend pensioen zat dan bij één werkgever, waardoor je op 65 niet op zoek moest naar oude contracten. Maar sinds MyPension kan je je oude contracten daar terugvinden. Dat argument houdt dus geen steek meer.

ptie 5: je reserves naar een verzekeraar die de winst deelt en de kosten beperkt

Dat klinkt pas aanlokkelijk! “Toch moet je dit nuanceren”, meent Ferdy Van der Borght. “Het is bij deze minder bekende instellingen niet altijd duidelijk hoe de winst, indien die er is, wordt bepaald. Bovendien gelden hier dezelfde nadelen als voor optie 4: je reserves belanden in een onthaalstructuur. Optie 5 is dus minstens evenwaardig aan optie 4. En aan optie 3, want je kan er doorgaans kiezen voor een overlijdensdekking die hoger is dan je opgebouwde reserve.”

Wanneer welke optie?

Ferdy Van der Borght: “Veel hangt af van je persoonlijke situatie. Voor sommige mensen is een overlijdensdekking voor de partner of de kinderen erg belangrijk. Heb je nood aan een grote overlijdensdekking en je krijgt die niet bij je nieuwe werkgever, dan kan je kiezen voor optie 3, maar anders doe je dat vandaag beter niet. Dit advies is uiteraard tijdsgebonden en gaat uit van de garanties die je vandaag krijgt. Voor het merendeel van de werknemers die nu een keuze moeten maken zou ik zeggen: zit het gemiddelde rendement dat de verzekeraar biedt rond de 2% – wat meestal het geval is als je al sinds 2010 of vroeger was aangesloten -, kies dan zeker optie 1 of eventueel optie 2. Want je zal in een onthaalstructuur – optie 3 – of bij de andere verzekeraar – opties 4 en 5 -, in de huidige marktomstandigheden, zeker niet meer hetzelfde, relatief hoge rendement krijgen.”

Wat betekent...

... Verworve, reserves?

Het bedrag dat je al hebt opgebouwd bij je vorige werkgever.

... Verworven prestatie?

Het bedrag dat je verworven reserves zullen opbrengen op de einddatum van je contract, als je je reserves in het pensioenplan laat. Dit bedrag wordt berekend op basis van jouw loopbaan, tot op het moment van je uitdiensttreding.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content