50-plussers gaan massaal digitaal
Vijftigplussers zijn niet langer de kneusjes op de digitale snelweg. Vooral de smartphone stuurt hen massaal richting Facebook en andere apps. Ze communiceren anders dan de jongere generaties en hebben (nog) geen last van vervelende kwaaltjes als digibesitas.
Vergis je niet: de digitale kloof bestaat nog wel degelijk. Er is een aanzienlijk percentage mensen dat het moeilijk heeft om al die technologische evoluties bij te benen. Maar dat zijn evengoed jongeren, zo blijkt uit de jongste Digimeter, een jaarlijkse peiling van onderzoekscentrum imec naar onze digitale gewoontes. Het cliché van de digital native die zich vrolijk door het leven appt en scrollt en zijn (groot)ouders die er wat schaapachtig naar staan te kijken en er niets van begrijpen, klopt niet langer. “Integendeel, vijftigplussers hebben vaak meer tijd om nieuwe toepassingen onder de knie te krijgen”, merkt Lieven De Marez, professor Media, Innovatie en Communicatietechnologieën aan de UGent en drijvende kracht achter de Digimeter.
Slim smartphonegebruik
Tot voor enkele jaren stonden vijftigplussers duidelijk aan de verkeerde kant van de digitale kloof. “In eerste instantie moet je toegang hebben tot de technologie – internet, computer, tablet,... Op die trein zijn de meeste vijftigplussers al een hele tijd geleden gesprongen”, licht Lieven De Marez toe. “Maar toegang is niet de enige voorwaarde. Je moet die technologie ook gebruiken. Je moet ermee leren werken en die integreren in je leven. Die kloof werd slechts heel traag gedicht. Hoeveel pc’s of laptops staan er geen stof te vergaren ergens in een kamer omdat niemand ze gebruikt? Maar de voorbije twee, drie jaar zien we dat het proces plots in een stroomversnelling is geraakt. En de grote aanjager daarvan is de smartphone.”
Dat is ergens logisch: een oude gsm wordt doorgaans vervangen door een smartphone. Toch zou je verwachten dat wie die overschakeling willens nillens moet maken, zijn smart-phone enkel gebruikt als gesofisticeerde gsm, dus gewoon om te bellen en te sms’en. Toch gaan ook vijftigplussers er meteen effectief mee aan de slag. Ze maken een profiel aan op Facebook, sturen berichtjes via WhatsApp, gebruiken de smartphone om hun muziekbibliotheek op te bewaren,...
Digibesitas: te close met je smartphone
Volgens de recentste Digimeter voelt een op vijf smartphonebezitters zich afhankelijk van het toestelletje waarop je zowel mails, berichten, nieuws, filmpjes,... kan raadplegen. Vijftigplussers hebben iets minder last van digibesitas, toch zegt meer dan 40% zichzelf regels op te leggen om zijn smartphonegebruik binnen de perken te houden. Professor Lieven De Marez vermoedt dat het merendeel van die regels bestemd zijn voor het hele gezin. “Vijftigplussers ergeren zich vooral aan het smartphonegebruik van anderen en zullen al sneller een regel opleggen aan de hele familie. Omdat zij het ooit anders gekend hebben, valt het hen ook het meest op wanneer mensen op restaurant niet met elkaar praten, maar met hun telefoon bezig zijn. Ze zijn daardoor ook strenger voor zichzelf: als ze eens drie minuten afgeleid zijn door hun smartphone in het bijzijn van anderen, zullen ze hun toestel snel aan de kant leggen.”
7 tips om je smartphonegebruik onder controle te houden
Wil je je eigen smartphonegebruik wat inperken, of je digibese (klein)kinderen handige tips aanreiken? Deze dagelijkse gewoontes kunnen je helpen weer controle te krijgen over het smartphonegebruik in huis.
1. Leg je smartphone buiten handbereik tijdens het koken, eten, restaurantbezoek,...
2. Leg alle smartphones thuis op dezelfde plek, bij de sleutels bijvoorbeeld. Op die manier word je minder verleid om het toestel overal in huis bij je te hebben.
3. Schakel meldingen uit zodat je enkel nieuwe berichten kan zien wanneer je de app opent.
4. Weer de smartphone uit de slaapkamer. Gebruik een wekker.
5. Schaf opnieuw een polshorloge aan zodat je tijdens het checken van het uur op je smartphonescherm niet langer verleid wordt om nog snel door je Facebooktijdlijn te scrollen.
6. Verwijder apps zoals Facebook van je smartphone zodat je enkel nog via het internet je tijdlijn kan raadplegen.
7. Schakel eens vaker je smartphone uit.
Meten is weten: je kan je smartphonegebruik analyseren via de website www.kopop.be of met de gratis app Mobile DNA.
Sociaal digitaal
Vooral het gebruik van Facebook is opvallend gestegen bij vijftigplussers. “Tieners zitten nog wel op Facebook, maar gebruiken het veel minder intensief. Terwijl hun ouders en grootouders nu wel volop beginnen te posten, te liken en commentaar te leveren op foto’s en berichten van anderen”, zegt Lieven De Marez. “Ze nemen eraan deel omdat ze zich zo kunnen aansluiten bij familie- of vriendengroepen, of omdat de vereniging waarvoor ze zich inzetten, communiceert via dat kanaal. Ze moeten dus wel deelnemen, maar ze willen dat ook. Ze blijven op de hoogte van wat hen dierbaar is en voelen zich daar goed bij.”
En hoewel sociale media alle generaties verbinden, zie je toch dat jong en oud(er) er andere gewoontes op nahouden. Jongeren zijn actief op verschillende sociale media en spreiden zo hun risico. Facebook is voor hen nog slechts een soort omroeper waarop ze nieuwtjes lezen, maar ze gebruiken het niet meer om te netwerken met vrienden en familie. Daarvoor moet je bij hen op Instagram, Snapchat, Messenger of WhatsApp zijn. Hun ouders en grootouders gaan net wel meer netwerken via Facebook. “Gemeentes bouwen via Facebook een collectief geheugen op. Ze posten bijvoorbeeld foto’s uit de oude doos en vragen wie er op staat. Daar nemen vijftigplussers gretig aan deel. Het wordt een soort community.”
Een ander opvallend verschil tussen de jongste en de oudste generaties is de manier van communiceren. “Post de dochter die op reis is een foto in de familiegroep op Whats-App, dan zullen broers en zussen reageren met tientallen duimpjes, smileys en berichtjes. Mama en papa hebben die foto ook gezien, maar gaan daar niet op reageren. Zij nemen hun telefoon en bellen dochterlief eens op om te vragen hoe het is”, voorspelt De Marez.
Tot hier en niet verder
Natuurlijk zijn er vijftigplussers die de techniek moeilijk onder de knie krijgen. Die wel willen, maar niet kunnen. Maar voor die groep is het cursusaanbod voldoende groot, vindt De Marez. “Misschien snappen sommige mensen maar 20% van al die nieuwe technologieën. Maar velen onder hen wíllen ook niet alles leren kennen. Ze willen niet meer zo nodig mee zijn met alles. En wie dat wel wil, weet waar hij de informatie kan vinden. Vijftigplussers hebben tijd om cursussen te volgen of om thuis op hun eigen ritme iets nieuws bij te leren. Jongeren die niet helemaal mee zijn met de digitale evoluties hebben het veel moeilijker: van hen wordt verwacht dat ze alles kunnen en ze hebben minder tijd om zich bij te scholen.”
De Marez gaat zelfs nog een stap verder: sommige 50-plussers zijn net veel handiger met die nieuwe technologie dan digital natives. “Jongeren denken dat ze goed zijn in informatica omdat ze goed overweg kunnen met apps. Maar vaak houdt dat niet meer in dan tikken en swipen op een touchscreen. Ouderen kennen het systeem erachter nog. Zij hebben nog leren coderen, weten wat een database is. Iedereen kan een foto mooier maken met een Instragram-filter, maar de oudere generaties kunnen nog foto’s bewerken met complexere programma’s als Photoshop.”
Intuïtieve interfaces
Vijftigplussers verdienen het dus niet om als digitale sukkelaars weggezet te worden. Toch blijkt uit een enquête van de Gezinsbond en de Ligue des Familles dat één op de vijf Belgen zich vaak hulpeloos en verloren voelt omdat er tegenwoordig zo veel geregeld wordt via het internet. Die digitale geletterdheid hangt sterk af van leeftijd en opleidingsniveau. Hoe jonger en hoe hoger opgeleid, hoe meer men zich thuis voelt in de digitale samenleving. “Het gaat natuurlijk ook allemaal heel snel. Je hebt nog maar net je smartphone leren gebruiken en ze slaan al om je oren met termen als Netflix en Blockchain”, beseft ook Lieven De Marez. Volgens hem is er een belangrijke taak weggelegd voor de ontwikkelaars van interfaces, de manier waarop de gebruiker met de computersystemen communiceert. “Dat mensen het moeilijk hebben om hun belastingbrief online in te vullen, ligt niet aan de gebruikers. De overheid moet ervoor zorgen dat de interface zo intuïtief werkt dat iedereen die computerbasis-vaardigheden heeft die belastingbrief zonder probleem kan invullen.” Hetzelfde geldt voor hoogtechnologische domotica, volgens de Digimeter nog een ver-van-ons-bedshow. “Vijftigplussers zijn een belangrijk publiek voor zulke slimme huizen: zij hebben geld en denken misschien al aan hun oude dag waarbij zulke systemen best handig kunnen zijn. Maar zolang je nog steeds op een knop moet drukken om je licht aan te knippen of je smartphone moet bovenhalen om je verwarming een graad hoger te zetten – waardoor alweer het risico bestaat dat je afgeleid wordt door een Facebookbericht – zal het niet aanslaan. Hier ligt de toekomst in spraaktechnologie of slimme sensoren die zelfs een app overbodig maken.”
Jef Moonen (64), gemotiveerd lesgever: “Cursussen zijn vaak te breed, les aan huis focust op wat je nodig hebt”
Okra Kempen organiseert al jaren met succes computerlessen voor haar leden. “Maar na een les of drie haakt een deel van de cursisten af. Ze kunnen niet mee of de lessen zijn te algemeen terwijl zij meer praktische zaken zoals Skype of hun mailprogramma willen leren gebruiken”, merkt regiodirecteur Tom Langmans op. “Bovendien worden die lessen op een andere computer gegeven dan die welke ze thuis gebruiken en dan zijn ze alsnog verloren omdat hun bureaublad bijvoorbeeld anders ingericht is.” De oplossing: vrijwilligers van Okra met computerervaring geven les aan huis. De leerling bepaalt zelf waar hij of zij meer over wil weten.
“Ik heb veel cursussen gevolgd, maar heb er maar één volledig kunnen afwerken. Ik sukkelde met mijn gezondheid en miste telkens verschillende lessen. Wanneer ik er weer bovenop was, kon ik niet meer goed volgen”, zegt Maria Sels (79). “Ik heb wel altijd veel zelf opgezocht en mijn kleinkinderen om raad gevraagd. Tien jaar geleden werd ik tot secretaris van de lokale Okra-afdeling gebombardeerd. Daar stond ik dan met al die administratie. Ik trek wel mijn plan maar ik mis toch bepaalde skills. Jef leert me vooral met Word en Excel te werken. Skypen kan ik niet. En die appkes om met de kleinkinderen te communiceren, daar kan ik de naam niet van onthouden, maar ik weet ze wel staan op mijn smartphone.”
Jef Moonen (64) is een gemotiveerde lesgever. “Leerkrachten zien vaak niet dat een deel van de klas niet kan volgen. Als ik zoiets merk, begin ik vragen te stellen zodat iedereen weer mee is. Ik werkte vroeger wel met een computer, maar de meeste kennis heb ik opgedaan tijdens mijn treinritten van en naar Brussel. Ik las computermagazines en probeerde alle tips thuis uit. Kinderen en kleinkinderen willen wel graag helpen, maar ze gaan er te veel van uit dat het allemaal zo moeilijk niet is. Ze begrijpen niet dat de snelheid waarmee je leest of nieuwe kennis in je opneemt, afneemt naarmate je ouder wordt. Ouderen gaan rustiger om met elkaar. We hebben tijd. Je krijgt ook sneller vertrouwen omdat je dezelfde leeftijd hebt. Ik sta er vaak van te kijken hoe snel ze zaken oppikken en ook effectief gaan gebruiken.”
Fitter met een fitbit?
Smart wearables, en dan vooral de stappentellers en zogenaamde fitbits, de polstoestelletjes die registreren hoeveel stappen je zet, hoeveel kilometer je hebt afgelegd, wat je hartslag is,... vinden steeds meer ingang. Bij de zestigplussers die in de Digimeter werden ondervraagd, is de stijging zelfs heel opmerkelijk ten opzichte van vorig jaar. “Het is een groep mensen die graag actief blijft en heel erg begaan is met haar gezondheid”, zegt Lieven De Marez. “Maar het is nog geen mature markt. Het blijft vaak bij probeersels. Het kan even helpen om zo’n fitbit of stappenteller te dragen om inzicht te krijgen in je eigen gedrag: hoeveel en hoe snel loop ik nu precies? Maar eens je je profiel kent, leg je zo’n toestelletje al snel aan de kant.” De Marez voorspelt wel dat gelijkaardige toestellen steeds meer gebruikt zullen worden voor medische toepassingen. “Nu screenen smart wearables voornamelijk mensen die gezond zijn. Als ze ook kunnen dienen om je suikerwaarde te meten of de hartslag van hartpatiënten blijvend te monitoren, dan hebben ze zeker toekomst.”
Frederick Scraeyen van BEEGO: “Studenten helpen 65+ digitaal op weg, maar ze leren ook van mekaar”
Een probleem met je computer, tablet of smartphone? In Antwerpen kan je een beroep doen op de sportieve studenten van BEEGO. “Het idee is gegroeid uit noodzaak. Aan de ene kant kondigt de regering aan dat ze een e-box gaat lanceren voor iedereen. Langs de andere kant zijn er veel mensen die niet weten hoe ze moeten omgaan met al die digitale toepassingen”, zegt oprichter Frederick Scraeyen. “Organisaties, waaronder de stad, hebben een ruim aanbod aan computercursussen, maar niet iedereen kan daar terecht of slaagt er na een dag opleiding in met zijn eigen toestel thuis aan de slag te gaan. Zij hebben baat bij hulp aan huis. En omdat ik zelf voorstander ben van fietsen in de stad, verplaatsen de studenten zich met de fiets.” Naast financiële baten, heeft werken met studenten nog een voordeel. “Generaties groeien digitaal uit elkaar. Zelfs ik weet niet meer welke apps jongeren gebruiken of welke Youtube-kanalen ze volgen. De kloof met 65+ is gigantisch. Ze snappen elkaars leefwereld niet altijd. Door hen in contact te brengen met digital natives groeit er weer meer begrip tussen generaties”, gelooft Frederick Scraeyen.
Digital native Manno Evrard sprong al vaak op de fiets om een digibeet uit de nood te helpen. “Soms willen ze gewoon wat uitleg over hoe je foto’s overzet van de smartphone naar de computer, soms is een computer traag of helemaal vastgelopen. Ik probeer altijd uit te leggen waarom iets gebeurt en – indien mogelijk – hoe ze het in de toekomst kunnen voorkomen. Je moet geduld hebben, maar ik begrijp dat niet iedereen mee kan met die digitalisering. Ieder zijn vak. Ik weet veel over computers, maar iemand die 45 jaar In een bepaalde sector heeft gewerkt, kan mij daar weer veel over bijleren. Dat vind ik plezant.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier