Ons pensioen in 2021
Al meer dan 10 jaar wordt er aan ons pensioenstelsel gesleuteld en volgt de ene hervorming op de andere. Wat brengt 2021 op het vlak van het wettelijk en aanvullend pensioen?
Een terugblik
Eind 2011 luidde het Regeerakkoord Di Rupo een stevige hervorming in van ons wettelijk pensioenstelsel. Mensen langer aan het werk houden om de pensioen betaalbaar te houden, dat was de insteek. Al was dat niet helemaal nieuw, want ook het “Generatiepact” van 2005 (regering Verhofstadt) had al die bedoeling. De nadruk werd in 2011 in eerste instantie gelegd op het vervroegd pensioen (voor de leeftijd van 65 jaar). Wil je vroeger stoppen dan op 65 jaar, dan moet je lang genoeg gewerkt hebben en oud genoeg zijn. Hoelang en hoe oud, dat is sinds 2011 behoorlijk opgeschoven. Vandaag kan het op 63 jaar, mits 42 loopbaanjaren. Enkel wie vroeg begonnen is kan nog op 61 jaar met pensioen na 43 loopbaanjaren of op 60 jaar na 44 loopbaanjaren. Dat wat het pensioenmoment betreft. Er werd ook gesleuteld aan de gelijkstelling van niet gewerkte periodes (bv. werkloosheid, brugpensioen of tijdskrediet) voor de berekening van het bedrag van het pensioen.
De pensioenbonus voor werknemers die langer werken (een maatregel uit het Generatiepact) werd in 2014 herzien en was enkel nog mogelijk voor wie doorwerkte na de datum waarop hij vervroegd met pensioen kon. In 2015 werd de bonus afgeschaft. Maar hij komt zo nu en dan terug ter sprake...
Een ander punt was de harmonisering van de pensioenstelsels. Vandaag zijn er nog altijd drie: dat van de loontrekkenden, ambtenaren en zelfstandigen. De grote verschillen in pensioenberekening en -opbouw kunnen niet meteen overbrugd worden, maar er wordt wel gewerkt aan een convergentie. Zo werd bijvoorbeeld de diplomabonificatie die enkel bestond in de openbare sector (studiejaren tellen mee om uit te maken of je met vervroegd pensioen kan) geleidelijk afgeschaft. En het laten meetellen van studiejaren in de pensioenberekening gebeurt nu op dezelfde manier in de drie stelsels (tegen betaling).
In de privésector is het mogelijk om een aanvullend pensioen op te bouwen, wat niet mogelijk is voor ambtenaren. Omdat contractuelen in de openbare sector als loontrekkenden beschouwd worden (dus ook voor hun pensioenberekening) , waren zij erg in het nadeel. Sinds 2019 kunnen zij ook een aanvullend pensioen opbouwen.
Van het pensioen met punten, waarvan lang sprake was, is vandaag geen sprake meer. Ook de discussie over de zware beroepen (die vroeger zouden mogen vertrekken) is terug naar af.
Naast het versterken van de band tussen werk en pensioen, het zoveel mogelijk wegwerken van de verschillen tussen de stelsels, wilden de vorige regeringen ook het minimumpensioen garanderen en herwaarderen.
Een blik vooruit
Sinds een paar maanden zit de regering De Croo in het zadel. De nieuwe regeringsploeg wil de pensioenen verder hervormen. Of het halftijds pensioen dan het daglicht zal zien, of er een nieuwe regeling voor de eindeloopbaan komt, is vandaag nog niet uitgewerkt. Maar de nieuwe minister van Pensioenen, Karine Lalieux, liet weten dat volgende zaken al wel op stapel staan:
In het regeerakkoord staat dat de minimumpensioenen zullen evolueren richting 1.500 euro. Dit voor iemand die een volledige loopbaan van 45 jaar kan voorleggen. De aanpassing zal in 4 stappen verlopen, met telkens een verhoging op 1 januari. In 2021 wordt de eerste stap gezet. Het minimumpensioen van werknemers en zelfstandigen wordt opgetrokken met 2,65%. Wie een volledige loopbaan van 45 jaar gewerkt heeft zal in 2021 1.386 euro bruto pensioen krijgen ipv 1.291 euro. Een gezinshoofd zal 1.657 euro ipv 1.614 euro krijgen. Voor wie geen volledige loopbaan van 45 jaar heeft wordt een bedrag in verhouding betaald. Na de 4 stappen zal een alleenstaande minstens 1.580 euro per maand pensioen krijgen en mensen met een gezin 1.979 euro per maand.
Ook het maximumpensioen stijgt. Ons jaarloon telt immers maar mee tot een bepaalde grens. Die grens wordt in 2021 verhoogd met 2,38%. Tot 2024 zal het loonplafond elk jaar verhoogd worden, tot een totale stijging van 9,86%.
Vanaf 2021 zal het pensioen van zelfstandigen op dezelfde manier worden berekend als dat van werknemers. Bij werknemers telt elk gewerkt jaar mee en wordt de berekening gemaakt op het volledige loon van dat jaar. Bij zelfstandigen wordt de berekening gemaakt op 69% van het inkomen. Zelfstandigen zullen niet extra moeten bijdragen, maar de correctiecoëfficiënt van 69 % zal in 2021 verdwijnen.
Een zelfstandige met een jaarlijks inkomen van bijvoorbeeld 30.000 euro zal daardoor vanaf 2021 voor elk gewerkt jaar 127 euro extra pensioenrechten opbouwen. Wie er een volledige loopbaan van 45 jaar op heeft zitten, zal na de hervorming jaarlijks 5.552 euro meer pensioen krijgen. (Bron: De Tijd)
En ook de IGO voor 65-plussers (Inkomensgarantie voor ouderen, vroeger het ‘gewaarborgd inkomen’ genoemd) stijgt met 2,58%.
En het aanvullend pensioen?
Recent onderzocht het Rekenhof of de tweede pensioenpijler – het aanvullend pensioen via de werkgever – doet waarvoor het dient: zorgen voor een evenwichtige aanvulling op het wettelijke pensioen. En dat blijkt zwaar tegen te vallen. Er is vooral een grote ongelijkheid. Zo blijkt dat in 2017 1% van de gepensioneerden met een aanvullend pensioen 20% kreeg van de aanvullende pensioenbedragen. Een situatie die onaanvaardbaar is voor minister Lalieux. (Bron: De Standaard)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier