Anouk Buelens-Terryn
Pillen doorgeven, beter niet
Medicatie nemen die je van iemand hebt gekregen, kan je eigen behandeling bemoeilijken.
Wanneer ik haar naam roep in de wachtzaal, krijg ik geen gehoor. Vreemd. Mijn online agenda zegt nochtans dat ze zich al heeft aangemeld bij de secretariaatsmedewerker. Net wanneer ik me in de haren krab, gaat de wc-deur open. Daar staat ze, nog met natte handen. We moeten eraan denken om straks de papieren handdoeken bij te vullen, bedenk ik me.
Terwijl ze achter me aan wandelt naar mijn praktijkruimte, fluistert ze verontschuldigend dat ze hoognodig moest en het echt niet langer op kon houden. Nochtans was ze vlak voor haar vertrek thuis ook nog langs het toilet geweest. “En pijn dat het telkens doet!” Bezorgd vraag ik of ze koorts heeft. Ze geeft aan dat ze enkel wat onderbuikpijn had, maar dat deze door de medicatie weer afgenomen is.
Welke medicijnen ze dan thuis al genomen heeft, vraag ik? Dat weet ze niet zo goed. Een grote witte pil? Helaas beantwoorden veel pillen aan die beschrijving. Ze belt haar echtgenoot, hij weet me te vertellen dat hij haar al paracetamol liet innemen. “Dat kan toch geen kwaad hè, dokter?”, vraagt hij bezorgd. Ik stel hem gerust dat je met deze pijnstiller nooit verkeerd kan doen, als je je aan de juiste dosering houdt. Hij bedankt me en legt neer.
Ze schuift ondertussen ongemakkelijk op haar stoel en vraagt of ze opnieuw naar de wc mag rennen. Ik haal snel een potje boven, zodat ze ineens wat urine kan opvangen. “Even in het toilet plassen, nadien een straaltje opvangen hierin!”, instrueer ik haar. Ze knikt. Ik maak alvast een lab-aanvraag aan en kijk na wanneer haar laatste uitstrijkje plaatsvond. Dat was vorig jaar en moet dus pas over twee jaar herhaald worden. Nadat ik de reminder in haar dossier heb gezet, komt ze weer binnen en zet ze het gevulde potje voor mijn neus. De urine kleurt fel en donkergeel. Ik duw er even een dipstickje in en laat haar weer plaatsnemen op mijn onderzoekstafel. Daar test ik haar nierloges: zijn deze gevoelig? Gelukkig niet. Ook haar parameters zijn goed.
De dipstick suggereert een urineweginfectie. Ik leg haar uit dat ik haar antibiotica zal voorschrijven. En dat ze niet moet schrikken wanneer haar urine opeens fluogeel kleurt: dat is een gekend effect. “Ooh, komt daarvan die gekke kleur?” Ik kijk bedenkelijk op. “Ja, die pillen ben ik al aan het nemen hoor!” Ze heeft ze van haar zus gekregen, die had nog een restje liggen.
Ik probeer een zucht te onderdrukken. Het is niet de bedoeling dat je zomaar medicijnen doorgeeft, probeer ik te kaderen. Dat kan best gevaarlijk uitdraaien. En het heeft ook andere consequenties. Het lab zal hoogstwaarschijnlijk geen bacterie meer kunnen kweken uit de urine, omdat er al antibiotica werden ingenomen. En mocht de medicatie dan niet aanslaan, kan ik evenmin nagaan waarop de bacterie wel gaat reageren. Zo bemoeilijkt ze haar eigen behandeling. Ze drukt me op het hart dat ze in de toekomst geen pillen meer van anderen zal gebruiken. Voor ze vertrekt gniffelt ze nog: “Ik voel me net een kind dat op het hart wordt gedrukt geen snoepjes van vreemden aan te nemen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier