12 tips voor een hart in topvorm
Ons hart ter harte nemen doen we misschien allemaal net iets te weinig. Toch krijgen we heel regelmatig vragen van lezers in verband met de gezondheid van dit levensbelangrijke orgaan. We legden er 12 voor aan een aantal specialisten.
1. Zout minderen of toch niet?
“Al jarenlang wordt de raad gegeven het zoutverbruik te beperken. Nu de boodschap eindelijk begint door te dringen, ook bij de fabrikanten van kant-en-klare maaltijden, wordt plots beweerd dat te weinig zout eten gevaarlijk zou zijn. Wat is hier van aan?”
In mei zorgde de publicatie van een studie in de Journal of the American Medical Association (JAMA), een toonaangevend wetenschappelijk blad, voor ophef. Plots werden de jarenlange aanbevelingen in verband met zoutbeperking in vraag gesteld. Meer zelfs, hoe lager het zoutgebruik, hoe hoger de kans om te sterven ten gevolge van hart- en vaatziekten, zo stelde men vast. Moeten we dus meteen het zoutvat terug een ereplaats geven op tafel? Neen, zover is het zeker niet, zeggen de Hoge Gezondheidsraad en het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie. Die pleiten er nog steeds voor dat we ons zoutverbruik beperken tot 5 g per dag. De studie in de JAMA heeft volgens de wetenschappers te veel beperkingen om het advies te wijzigen: het ging om een relatief jonge groep mensen (gemiddelde leeftijd ong. 40 jaar) en mensen die bij aanvang van de studie reeds een verhoogde bloeddruk of een hart- en vaatziekte hadden werden uitgesloten. Precies voor deze groepen is de zoutbeperking het belangrijkst. De huidige kennis over het negatieve effect van overdreven zoutgebruik bij verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten is volgens tal van wetenschappers voldoende stevig onderbouwd om het zoutadvies niet op basis van één studie te herzien. We weten dus wat ons te doen staat in de keuken vermits het gemiddelde zoutverbruik in ons land momenteel rond de 10 gram per dag schommelt in plaats van de aanbevolen 5 g/dag.
2. Statines: ’s morgens of ’s avonds?
“Sinds een jaar of twee neem ik op voorschrift een statine ter behandeling van een verhoogd cholesterolgehalte. Ik had de gewoonte die pil ’s ochtends bij het ontbijt in te nemen. Toen ik onlangs een nieuw doosje haalde had de apotheker daarop in drukletters ‘AVOND’ geschreven. Heeft dit belang?”
Professor Thierry Gillebert, cardioloog van het UZ Gent, geeft de apotheker overschot van gelijk. “Statines, de meest gebruikte cholesterolmedicijnen, neemt u het best ’s avonds in vóór u gaat slapen. Deze pil blokkeert een bepaald enzym (HMG-COA-reductase) in onze lever en dat enzym is belangrijk bij de aanmaak van cholesterol door onze lever. ’s Nachts en in de vroege ochtenduren is er namelijk altijd minder cholesterol uit onze voeding aanwezig en maakt de lever zelf meer cholesterol aan. Door deze nachtelijke aanmaak te blokkeren doen we het gehalte aan LDL-cholesterol (de “slechte” cholesterol) sterker dalen. Wanneer we de pil ’s ochtends nemen, is de remmende invloed ervan minder groot. Dit is vooral waar voor de kortwerkende statines. Bovendien is proefondervindelijk bewezen dat er na een cardiologische ingreep minder verwikkelingen optreden wanneer we het statine ’s avonds innemen.”
Nog een weetje: Pompelmoezen en pompelmoessap gaan niet al te best samen met een hele reeks geneesmiddelen omdat ze de werking ervan versterken. Dat is onder meer het geval voor statines. Kies dus een ander drankje om uw cholesterolremmer mee in te nemen!
3. Is te mager ongezond?
“Tot nu toe dacht ik dat een perfect gewicht (een body mass index tussen 20 en 25) de beste bescherming biedt tegen hart- en vaatziekten. Maar klopt dat idee? Onlangs las ik dat magere mensen ook meer kans lopen op hart- en vaatziekten.”
Ook het nieuwste wetenschappelijk onderzoek blijft aantonen dat blijvend overgewicht leidt tot hoge bloeddruk en het risico op hartinfarcten, beroertes en diabetes verhoogt. Letten op ons gewicht blijft dus een permanente opdracht. Toch zijn er belangrijke nieuwe inzichten gegroeid over de relatie tussen ons lichaamsgewicht en hart- en vaatziekten.
Opvallend: tot 70 jaar is het aantal overlijdens (alle doodsoorzaken samen genomen) het laagst bij mensen met een body mass index (bmi) van 25 of 26 (*). Een bmi van 25 of 26 kunnen we voor de meeste mensen omschrijven als normaal tot licht mollig.
Nog opvallender: het risico op een dodelijk hartinfarct neemt sneller toe wanneer de bmi daalt onder de 24 dan wanneer dit cijfer stijgt naar een waarde tussen 26 en 35.
Het totale aantal overlijdens stijgt met 20 % bij mensen met een bmi lager dan 22 (= mager tot zeer mager) of hoger dan 35 (= zwaarlijvig).
We lezen nog vaak “een bmi tussen 20 en 25 is gezond”. Volgens de nieuwste inzichten zou dit moeten worden: “een bmi van 24, 25 of 26 is gezond.”
“Magere mensen zijn vaak mensen die roken of lijden aan een – al dan niet gekende – aandoening”, verklaart cardioloog Thierry Gillebert. “Het kan ook gaan om binnenvreters – eeuwige piekeraars die slechte ervaringen moeilijk verkroppen en in chronische stress leven. Wanneer ze te maken krijgen met een groot probleem (ontslag, relatiebreuk, vereenzaming), wordt hun risico op een hartinfarct drie tot vier keer groter.”
In een aantal gevallen kan overgewicht zelfs een voordeel bieden: voor hoogbejaarde mensen en voor mensen boven de 60 bij wie na een hartinfarct een stent ingeplant werd of een hartoperatie werd uitgevoerd, die kampen met chronisch longlijden of met een reumatische aandoening. “Vanaf 60 jaar biedt enig overgewicht voor deze groepen mensen voordelen”, legt prof. Gillebert uit, “op voorwaarde dat hun vetreserves verdeeld zijn over hun hele lichaam (perifere obesitas), mensen dus met een rond figuur en verspreide vetlaagjes op buik, billen, armen, benen en heupen. In dat geval bieden die extra kilo’s een bescherming bij een zware griep, een depressie of een operatie.”
Belangrijker dan ons gewicht is de plaats van het vet in ons lichaam. Het dik-zijn-voordeel geldt voor de genoemde groepen dus absoluut niet wanneer het gaat om centrale obesitas – zeg maar mensen bij wie het vet zich alleen rond de buik heeft opgehoopt. Al die vetcellen rond het middel houden een soort van chronische ontsteking en verhoogde oxidatieve stress in stand. Op die manier werken ze hartziekten en chronische longziekten in de hand. Centrale obesitas maakt ons lichaam ook ongevoeliger voor insuline en leidt op de lange duur tot diabetes.
“Eigenlijk geldt voor ons allemaal dat we, behalve ons gewicht en onze bmi, ook met een lintmeter onze taille in de gaten moeten houden”, raadt de cardioloog nog aan. “De middelomtrek moet bij vrouwen liefst beneden de 80 en bij mannen beneden de 94 cm blijven. Helaas zit 40 % van de 50-plussers daarboven.”
4. Reanimatie, met of zonder beademing?
“Om iemand te reanimeren die een hartstilstand heeft gedaan, werd steeds aangeleerd om hartmassage af te wisselen met mond-op-mondbeademing. Een tijdje geleden dook echter het gerucht op dat hartmassage alleen even doeltreffend zou zijn. Klopt dit?”
Helemaal niet”, zegt Didier Corbisier, verantwoordelijke van de vormingsprojecten bij het Belgische Rode Kruis. “Het combineren van een doeltreffende hartmassage (30 x drukken op het onderste derde van het borstbeen) met mond-op-mondbeademing (2 maal blazen) blijft de techniek die de grootste kans op overleving geeft bij mensen met een hartstilstand. Het is echter wel zo dat hartmassage alleen alleszins beter is dan helemaal niets doen. Dus hoe eenvoudiger men de procedure maakt, hoe gemakkelijker ze door niet-getrainde mensen kan worden toegepast. Het eerste wat men in elk geval moet doen is het noodnummer 112 bellen. De persoon die de telefooncentrale bemant zal niet alleen meteen hulp sturen, maar kan de oproeper ook begeleiden bij het uitvoeren van de reanimatie.
Sommige mensen schrikken er echter voor terug om mond-op-mondbeademing toe te passen uit vrees voor besmetting. Er bestaan echter geen studies die gewag maken van een mogelijke overdracht van een infectie door mond-op-mondbeademing zonder bescherming, zelfs niet wanneer het slachtoffer uit de mond bloedt of gebraakt heeft. Wie een leven wil redden, mag dus gerust mond-op-mondbeademing toepassen zonder beschermend masker.
Ideaal omvat een reanimatie drie handelingen: hartmassage, mond-op-mondbeademing en het gebruik van een automatische externe defibrillator (zie verder).”
5. Verhoogt een tandvleesontsteking de kans op hart- en vaatziekten?
“Mijn tandarts vertelde me dat de tandvleesontsteking waarmee ik al een tijdje kamp een verhoogd risico op hart- en vaatziekten kan geven. Klopt dat?”
Inderdaad, de laatste tien jaar zijn er meer en meer studies die aantonen dat parodontitis (chronische, bacteriële ontsteking van het tandvlees) een mogelijke risicofactor is voor onder meer hart- en vaatziekten. Een studie uit 2003 wees uit dat mensen met parodontitis 19 % meer kans hadden op een hartinfarct dan het normale risico op basis van de reeds erkende risicofactoren. In een andere 12 jaar durende studie bij meer dan 40.000 mannen stelde men vast dat het risico op een herseninfarct met 60 % toeneemt bij mensen met chronische parodontitis. Men vermoedt dat enerzijds de bacteriën die verantwoordelijk zijn voor de parodontitis ook in de bloedcirculatie terecht komen, zich in een athermateuze plaque kunnen nestelen en de reeds bestaande ontstekingsreacties in de vaatwand zodanig verergeren dat het atheroscleroseproces en/of de atherotrombose (het loskomen van een klonter vanaf de vaatwand die elders in het lichaam, bijv. hart of hersenen, een bloedvat zal verstoppen) wordt versneld. Anderzijds stimuleert parodontitis de aanwezigheid van stoffen die het ontstekingsproces van de vaatwand kunnen bevorderen in de bloedcirculatie. Goed verzorgen dus!
6. Zijn hartinfarcten een mannenzaak?
“Ik dacht vroeger altijd dat hartinfarcten een mannenzaak waren. Nu ik een dagje ouder word, heb ik meer en meer vriendinnen die met hart- en vaatziekten af te rekenen krijgen. Nemen deze aandoeningen sterker toe bij vrouwen dan bij mannen?”
De Wereldgezondheidsorganisatie heeft vastgesteld dat hart- en vaatziekten wereldwijd doodsoorzaak nummer 1 zijn bij vrouwen en dat is in ons land niet anders. Bij mannen komen ze op de tweede plaats in het rijtje van doodsoorzaken, na kanker. Het is een hardnekkig misverstand dat vrouwen minder risico lopen op hart- en vaatziekten dan mannen. Van elke honderd vrouwen sterven er 30 aan de gevolgen van hart- en vaatziekten, van elke honderd mannen zijn dat er 29.
Waar echter lange tijd weinig aandacht aan werd besteed, is dat hart- en vaatziekten bij beide geslachten een verschillend profiel hebben.
Vrouwen krijgen later last van hart- en vaatziekten dan mannen. Het proces van slagaderverkalking lijkt bij hen zo’n 7 tot 10 jaar later te beginnen. De vrouwelijke hormooncyclus voor de menopauze speelt hierbij een beschermende rol. Vrouwen met een vroege menopauzeleeftijd hebben 25 % meer kans op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten dan vrouwen met een late menopauze. Na de menopauze verslechtert het risicoprofiel van vrouwen voor hart- en vaatziekten: de bloeddruk en het cholesterolgehalte stijgen en ook diabetes komt vaker voor. Bij vrouwen leidt diabetes bovendien meer tot hart- en vaatziekten dan bij mannen.
Vrouwen overlijden vaker aan een beroerte en hartfalen, mannen vaker aan een hartinfarct. Van alle vrouwen die aan een acuut hartinfarct sterven is 63 % ouder dan 80 jaar, bij mannen is dit slechts 35 %.
Maar toch blijft het merkwaardige verschijnsel dat vrouwen met een hartinfarct onder de 65 jaar een grotere kans hebben om hieraan te sterven dan mannen onder de 65, terwijl ze nochtans minder ernstige afwijkingen hebben aan de kransslagaders. Een verklaring voor deze genderparadox ontbreekt nog.
Slagaderverkalking ontwikkelt zich bij vrouwen ook vaak anders dan bij mannen. Bij vrouwen zijn de kransslagaders meestal over een grotere lengte vernauwd en zijn ook de kleine uitlopers aangetast. Bij mannen ontwikkelt vaker een steeds groter wordende ophoping (plaque) in een grote tak van de kransslagaders. Dit vergt andere onderzoeksmethoden om het probleem duidelijk in beeld te brengen.
7. Is een cardiale check-up zinvol?
“Heeft het zin om regelmatig een preventief cardiaal onderzoek te laten uitvoeren? Zo ja, vanaf welke leeftijd en hoe vaak?”
Er bestaan wel degelijk objectieve criteria om te bepalen of iemand al dan niet een verhoogd risico loopt op hart- en vaatziekten: hoge bloeddruk, overgewicht, een te hoog cholesterolgehalte, roken, diabetes, erfelijke aanleg, stress en leeftijd. Een regelmatige evaluatie van die criteria is bijgevolg zeker zinvol... op voorwaarde dat u bereid bent ook rekening te houden met de resultaten. Een gezonde levensstijl is immers van doorslaggevend belang in de preventie van hart- en vaatziekten. Voor andere risicofactoren kan de arts beslissen een behandeling te starten.
Cardiologen geven het advies dat elke man vanaf 50 en elke vrouw vanaf 55 à 60 jaar jaarlijks een preventief cardiologisch onderzoek laat uitvoeren. Dat betekent niet dat u minstens één keer per jaar naar een hartspecialist moet. Een huisarts is perfect geplaatst om risicofactoren zoals bloeddruk, gewicht en cholesterolgehalte te evalueren. Schat hij op basis van deze gegevens en het algemeen onderzoek van de patiënt het cardiovasculair risico behoorlijk groot in, dan kan hij de patiënt eventueel doorverwijzen naar een cardioloog voor een elektrocardiogram in rust en tijdens een inspanning. Voor een nauwkeurig beeld van de toestand van de kransslagaders kan de arts eventueel bij hoog-risicopatiënten een coronaire CT-scan laten uitvoeren.
Sinds 1 april van dit jaar is er ook een preventief luik aan het globaal medisch dossier (GMD) toegevoegd. De huisarts die het GMD bijhoudt, mag bij patiënten tussen 45 en 75 jaar één maal per jaar een (volledig terugbetaalde) prestatie aanrekenen als hij met hen een checklist bespreekt die ook in het GMD wordt bijgehouden. Daarbij komen zes thema’s aan bod: de levensstijl (roken, voeding, alcoholgebruik, lichaamsbeweging, stress...), de cardiovasculaire risico’s, onderzoek voor het opsporen van dikkedarm-, baarmoederhals-, en borstkanker, vaccinaties (bv. tegen difterie, tetanus en griep), het bepalen van een aantal bloedparameters waaronder suikergehalte en vetten, en een evaluatie van de mentale gezondheid. Een goede aanzet om even stil te staan bij de gezondheid van hart en bloedvaten.
8. Zijn reanimatie toestellen op openbare plaatsen zinvol?
“Meer en meer zie ik op plaatsen waar veel mensen komen reanimatietoestellen hangen. Zijn die bedoeld voor professionals of zou iedereen die moeten kunnen bedienen?”
Na een hartstilstand telt elke seconde. Stopt het hart met pompen, dan valt ook de bloedsomloop en bijgevolg de zuurstofvoorziening van onze organen stil. Na 4 tot 6 minuten zuurstoftekort hebben onze hersenen al onherstelbare schade opgelopen. Per minuut zonder hartmassage verliest men ongeveer 10 % overlevingskansen. Vandaar dat het erg belangrijk is dat iedereen een basisreanimatie, bestaande uit hartmassage en mond-op-mondbeademing kan toepassen.
Bij een plotselinge hartstilstand vertoont het hart in 60 tot 70 % der gevallen nog wel activiteit. Het gaat dan echter om ondoeltreffend kamerfibrilleren in plaats van een krachtige pompfunctie. Er is geen hartslag meer voelbaar. Om het kamerfibrilleren op te heffen en opnieuw een goed hartritme te krijgen, is een defibrillatie met behulp van een defibrillatietoestel nodig. Vroeger gebeurde dit en- kel door het ziekenwagenpersoneel of in het ziekenhuis. Omdat onderzoek uitwees dat de overlevingskansen veel groter zijn wanneer de defibrillatie binnen de 6 minuten gebeurt, worden er op meer en meer plaatsen zoals winkelcentra, luchthavens,... defibrillatietoestellen opgehangen. Deze AED-toestellen (automatische externe defibrillator) zijn zo ontwikkeld dat ze door iedereen, zonder vooropleiding, bediend kunnen worden. Zodra een omstaander de twee plakelektroden van de AED op de ontblote borstkas van het slachtoffer heeft geplakt, neemt het toestel de leiding over en geeft het gesproken instructies.
Hartmassage en mond-op-mondbeademing gaan intussen door. De AED registreert eerst de hartactiviteit. Als de hartritmestoornis niet met een elektrische shock kan worden opgelost, dan geeft het toestel de opdracht door te gaan met de basisreanimatie. Als er sprake is van ventrikelfibrillatie (chaotisch trillen van het hart) geeft de AED aan dat er een stroomstoot aan het hart zal gegeven worden. De stroom wordt, na een druk op de knop of automatisch, aan het hart afgegeven via de zelfklevende elektroden. Dit gebeurt enkel als het veilig (en nodig) is om een shock toe te dienen! Het fibrilleren zal stoppen en het hart kan zelf weer een normale circulatie opbouwen.
Sinds 2007 mag elke Belg een AED van categorie 1 gebruiken. Wie een reanimatiecursus wil volgen of meer wil weten over het gebruik van een AED kan terecht bij het Rode Kruis, http://hartveilig.rodekruis.be/
9. Zijn hartritmestoornissen levensbedreigend?
“Als ik een inspanning lever heb ik soms het gevoel dat mijn hart overslaat. Moet ik me zorgen maken en een arts raadplegen?”
Als u af en toe eens het gevoel hebt dat uw hart even onregelmatig slaat, is dat meestal geen probleem. Echte hartritmestoornissen zijn een steeds terugkerende verstoring van het gewone ritme dat een gezond hart moet hebben, waarbij de verschillende delen in de goede volgorde en in een regelmatig tempo samentrekken en ontspannen. Zo’n enkele keer dat iemands hart bij een heftige emotie of een inspanning een slag overslaat, is dus geen hartritmestoornis.
Al onze spieren trekken samen in reactie op elektrische prikkels. Dus ook ons hart, onze meest vitale spier. Tijdens elke hartslag gaan er elektrische prikkels door het hart. Hartritmestoornissen treden op als die elektrische prikkels te snel of te langzaam komen of als ze de verkeerde weg volgen. Normaal maakt een gezond hart 60 à 70 slagen per minuut. Bij inspanning kan het aantal hartslagen oplopen tot 160 à 180 per minuut; tijdens de slaap kan het dalen tot 30 à 40 per minuut. Aan de pols kunt u het hartritme goed voelen. Bij een gezond hart volgen de hartslagen elkaar steeds in een regelmatig tempo op.
Als het hartritme onder normale omstandigheden van het gewone patroon afwijkt, spreekt men van een hartritmestoornis of aritmie.
Als de hartslag tijdens die afwijkende periodes steeds boven de 100 per minuut ligt, gaat het om een tachycardie. Een te langzame hartslag, die onder de 50 blijft, is een bradycardie.
Sommige mensen hebben hartritmestoornissen, maar ondervinden er geen klachten van; andere mensen wel. Courante klachten zijn:
hartkloppingen, een bonzend hart of overslagen
pijn op de borst, druk, benauwdheid transpireren, misselijkheid kortademigheid een licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, ‘zwart’ voor de ogen buiten kennis raken angst hyperventilatie.
Ondervindt u deze klachten, dan moet u die wel ernstig nemen en uw arts raadplegen. Het lijkt tegenstrijdig maar als het hart heel snel klopt, stroomt het bloed in feite te weinig. Dit komt doordat de tijd tussen twee samentrekkingen van het hart te kort is om de holten van het hart voldoende met bloed te vullen, waardoor minder bloed weggepompt wordt. Er ontstaat dus een zuurstoftekort in het lichaam. Oók in de longen en het hart zelf waardoor u kortademig wordt of pijn in de borst krijgt en bijvoorbeeld ook in de hersenen, waardoor u duizelig wordt. Als dit kort duurt en niet al te vaak terugkeert, dan zult u er wellicht niet veel aandacht aan besteden. In andere gevallen gebeurt het echter te vaak en te heftig en kan dit allerlei, ook levensbedreigende gevolgen hebben, waaronder een hartinfarct, een beroerte...
De hartspecialist kan aan de hand van een elektrocardiogram, een inspanningsproef (registratie van het hartritme tijdens een loop- of fietsproef) of een holteronderzoek (ambulante registratie van het hartritme gedurende 24 tot 72 uur) nagaan of u met een hartritmestoornis kampt en zo ja, welke.
10. Vormt diabetes een risico?
“Waarom hebben diabetespatiënten meer kans op hart- en vaatziekten?”
Mensen met diabetes lopen inderdaad een grotere kans op een hart- of vaatziekte. Er zijn verschillende verklaringen voor:
Bij diabetes is niet alleen de glucosestofwisseling verstoord, maar vaak ook de vetstofwisseling. Dat betekent dat het gehalte van vetten in het bloed ontregeld raakt. Er is een te hoog gehalte aan ‘slechte’ cholesterol, een te laag gehalte aan ‘goede’ cholesterol en te veel triglyceriden (dat zijn ongezonde vetdeeltjes in het bloed). Door deze verkeerde verhoudingen stijgt het risico op hart- en vaatziekten.
Overgewicht verstoort de stofwisseling, vooral bij veel buikvet (het zogenaamde appeltype). Daardoor stijgt bij overgewicht de kans op zowel diabetes als op hart- en vaatziekten.
Een verhoogde bloeddruk komt vaak voor bij mensen met diabetes. En een verhoogde bloeddruk verhoogt de kans op hart- en vaatziekten.
Bij mensen die diabetes hebben gaat de ontwikkeling van slagaderverkalking sneller dan bij mensen zonder diabetes. En slagaderaderverkalking is de oorzaak van veel hart- en vaatziekten.
Bijna driekwart van de mensen met diabetes overlijdt aan hart- en vaatproblemen, vooral door ziekten van de kransslagaders van het hart. Een hartinfarct is daar een voorbeeld van, maar ook een beroerte is een veel voorkomende doodsoorzaak bij mensen met diabetes.
11. Wat doet een pacemaker?
“Ik moet binnenkort een pacemaker krijgen omwille van een hartritmestoornis. Zal ik het voelen wanneer deze pacemaker mijn hart prikkelt?”
Neen, in het dagelijkse leven merkt u vrijwel niet dat u een pacemaker hebt, tenzij in de positieve zin omdat u uw dagelijkse bezigheden opnieuw zonder klachten kunt uitvoeren. Een pacemaker wordt gebruikt voor de behandeling van een te trage hartslag. Het is een klein, metalen doosje met daarin elektronica en een batterij, dat in de bovenborst wordt geïmplanteerd. Dit doosje is verbonden met een of meerdere geleidingsdraden die van het metalen doosje naar zeer specifieke plekken in het hart lopen. Via een extern programmeerapparaat kan de pacemaker zeer precies op de behoeften van elke individuele patiënt worden afgestemd. De pacemaker registreert continu het hartritme. Als het hart te langzaam klopt zendt de pacemaker zwakke elektrische signalen uit die via de elektrode van de geleidingsdraad worden doorgegeven aan het hart. Die prikkels voelt u niet. De batterij in een pacemaker gaat 5 tot 10 jaar mee, daarna moet de pacemaker worden vervangen.
Pacemakers worden al ruim 40 jaar courant gebruikt in de behandeling van hartritmestoornissen en hebben in die tijd al een hele evolutie ondergaan. Ze worden niet alleen steeds kleiner, maar kunnen bovendien steeds meer verschillende hartritmestoornissen behandelen.
Een pacemaker bewaakt en stuurt bij, maar kan niet ingrijpen bij een levensbedreigende hartritmestoornis. In dat geval wordt een variant op de pacemaker, namelijk een implanteerbare cardioverter-defibrillator geïmplanteerd. Een cardioverter geeft een elektrische prikkel af om een afwijkend (te snel) hartritme om te zetten naar een normaal hartritme. Deze impulsen doen geen pijn en de meeste patiënten merken er niets van. Normaliseert het ritme van het hart zich niet, dan doet de defibrillator zijn werk.
12. Wat is een hartfalen?
“Mijn arts heeft me gezegd dat mijn vermoeidheid en kortademigheid te wijten zijn aan beginnend hartfalen. Wat betekent dat precies?”
Hartfalen is een aandoening die zeer geleidelijk aan ontstaat. Bij hartfalen is de pompfunctie van het hart verminderd. Het hart pompt bij elke slag minder bloed rond en sommige lichaamsdelen krijgen daardoor soms te weinig bloed. En te weinig bloed betekent te weinig aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en te weinig afvoer van afvalstoffen. Ter hoogte van de spieren geeft dit vermoeidheid, ter hoogte van de hersenen concentratiestoornissen, de nieren voeren te weinig vocht af en dit vocht gaat zich overal in het lichaam ophopen, onder meer in de longen. Vocht in de longen leidt tot kortademigheid en prikkelhoest. Maar ook enkels, benen en buik kunnen opzwellen door vochtretentie. De verminderde aanvoer van bloed naar de ledematen kan zorgen voor koude handen en voeten.
De oorzaak kan zijn: het doormaken van één of meerdere hartinfarcten, een langdurige hoge bloeddruk, niet goed werkende hartkleppen, een te langzaam of te snel kloppend hart of een ziekte van de hartspier. Dat leidt ertoe dat op diverse plaatsen in het lichaam vochtophopingen kunnen ontstaan. U kunt ook kortademig worden of bijvoorbeeld een vol gevoel in uw buik hebben.
Hartfalen is niet te genezen, maar een juiste behandeling en aanpassing van de leefgewoonten kan de evolutie wel afremmen. Met diverse geneesmiddelen kunnen de klachten verminderen. Het kan ook nodig zijn om uw voeding aan te passen, de zout en vochtinname te beperken.
Hartfalen wordt ingedeeld volgens de ernst in vier klassen:
Klasse I: geen klachten
Klasse II: klachten bij een hevige inspanning
Klasse III: klachten bij matige inspanning
Klasse IV: klachten in rust of bij lichte inspanning.
Leen Baekelandt, Ludo Hugaerts, Gwenaëlle Ansieau
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier