Brand in de Parijse Notre-Dame: wat ging verloren, wat bleef gespaard?
In Parijs heerste maandagavond een verwoestende brand in de Notre-Dame. Een overzicht van wat er beschadigd, verloren en gered is.
Verloren
– De 93 meter lange torenspits van de kathedraal, die in 1859-1860 is toegevoegd door de architect Eugène Viollet-Leduc. De torenspits brak maandag iets na 20 uur af.
Beschadigd
– De volledige dakstructuur werd vernield en het dak werd beschadigd.
– Een deel van het gewelf is ingestort.
– Het grote vijftiende-eeuwse orgel – met vijf klavieren, 109 orgelregisters en bijna 8.000 orgelpijpen – is niet volledig verwoest door de brand, maar de structuur kan wel schade hebben opgelopen aangezien het instrument bedolven is door puin, stof en water. Al zou het niet om “catastrofale” schade gaan. Het kleine orgel, dat zich onder de torenspits bevond, is wel zwaar beschadigd.
– Van de windhaan op de toren werd aanvankelijk gedacht dat hij de brand niet overleefd had. Toch werd die dinsdag – wel beschadigd – tussen het puin teruggevonden. De haan bevatte drie relikwieën: een doorn van de doornenkroon van Jezus en relikwieën van Saint-Denis en Sainte-Geneviève, die de Parijzenaars moesten beschermen. Of die relikwieën nog aanwezig zijn, kon nog niet worden nagegaan.
Gered
– De twee klokkentorens, waarin de vier klokken van de kathedraal zijn ondergebracht. Er bestond een risico dat de noordelijke klokkentoren het zou begeven, maar “de uitzonderlijke moed van de brandweer heeft dat verhinderd”, liet minister van Cultuur Franck Riester weten.
– Ook het kostbaarste relikwie dat in de Notre-Dame bewaard werd, is gered: de doornenkroon die volgens het katholieke geloof op het hoofd van Christus gezet werd kort voordat hij gekruisigd werd. Twee andere relikwieën van het lijden van Christus werden bewaard: een stuk van het kruis en een spijker van de kruisiging.
– Alle kunstwerken die bewaard werden in de schatkamer van de kathedraal, waaronder “Visitation” van Jean Jouvenet (1716), een meesterwerk uit de 18e eeuw en een overblijfsel van het barokkoor van het gebouw.
– De monumentale piëta van beeldhouwer Nicolas Coustou, die zich achter het altaar bevindt. De treurende maagd Maria, biddend op de knieën aan het lichaam van Christus, is er gekomen op vraag van Louis XIV volgens de wens van zijn vader Louis XIII. Het beeld werd gecreëerd tussen 1712 en 1728.
– De zestien standbeelden van de twaalf apostelen en vier evangelisten. Zij waren net van het dak gehaald voor restauratie. Ze waren geïnstalleerd door Eugène Viollet-le-Duc bij de reconstructie van het gewelf.
– De drie ronde glasramen uit de 13e eeuw, die de bloemen van het paradijs voorstellen en uit de 13e eeuw stammen. De glasramen zijn al verschillende keren gerestaureerd. De noordelijke en zuidelijke glasramen, die de twee grootste zijn, hebben een diameter van 13 meter.
Heropbouw
De Frans president Macron kondigde al aan dat hij de wereldberoemde, meer dan 850 jaar oude kathedraal, binnen de vijf jaar heropgebouwd wil zien. Generaal Jean-Louis Georgelin werd benoemd als speciaal gezant voor de heropbouw.