Hoe is het bij de buren?
Veel van onze buurlanden hebben in de voorbije jaren hun pensioenstelsel gewijzigd. Uit de maatregelen blijkt een duidelijke wens om de reële pensioenleeftijd te verhogen. Bijna alle landen van de Europese Unie, met uitzondering van Frankrijk, hebben een vorm van kapitalisatie in hun pensioenstelsel ingevoerd of uitgebreid. Een overzicht van de recente hervormingen.
Duitsland
In 2002 heeft de hervorming van Riester (de toenmalige minister van Arbeid in de regering van Gerhard Schröder) een gedeeltelijke kapitalisatie in het pensioenstelsel ingevoerd in de vorm van vrijwillig pensioensparen. Doel: de werknemers ertoe aanzetten om tot 4 % van hun brutoloon in pensioenfondsen te storten.
De pensioenbijdragen, die nu 19,5 % van het brutoloon bedragen, worden zeer geleidelijk verhoogd naar een plafond van 22 % in 2030.
Onlangs adviseerde een door de regering Schröder opgerichte commissie van experts de pensioenleeftijd te verhogen tot 67 jaar. Deze maatregel zou geleidelijk worden ingevoerd en alleen de werknemers raken die na 1968 zijn geboren.
Frankrijk
Wettelijke pensioenleeftijd: 60 jaar
Het stelsel berust uitsluitend op verdeling.
Deze lente is een hervorming begonnen om het stelsel van de ambtenaren gelijk te schakelen met dat van de privésector: de huidige bijdrageperiode van 37,5 jaar zal tegen 2008 worden opgetrokken tot 40 jaar.
In 2020 moeten alle Fransen 42 jaar gewerkt hebben om een volledig pensioen te krijgen.
Wie erg jong aan het werk is gegaan (vanaf 14 jaar) kan voor zijn zestigste met pensioen.
Voor 2006 is een stijging van de pensioenbijdragen gepland.
Wie na 60 jaar wil blijven werken om een beter pensioen te krijgen, geniet vanaf 2004 een pensioenverhoging van 3 % per jaar (tot max. 65 jaar).
Nederland
Wettelijke pensioenleeftijd: 65 jaar
Het stelsel berust op twee grote pijlers: een officieel pensioen op basis van verdeling, dat alle werknemers een basispensioen garandeert, en pensioenfondsen. De fondsen, die door de ondernemingen en de werknemers worden gevoed, zijn min of meer verplicht, aangezien ze de belangrijkste bron van de financiering van de pensioenen zijn geworden.
In 1996 werd een AOW-fonds ge-sticht dat de stijging van de pensioenkosten moet opvangen.
Om die stijging te kunnen betalen, heeft de Nederlandse regering vorig jaar een plafond ingevoerd voor de werknemersbijdragen (18,25 %) en zal ze het surplus uit de staatskas financieren. Maar dan wel op één voorwaarde: dat de begroting in 2007 min of meer in evenwicht is. Dat verklaart meteen de enorme besparingsoperatie die het nieuwe kabinet Balkenende II in zijn regeerprogramma heeft gepland.
Om het percentage oudere werknemers te vergroten, zal het brugpensioen in de toekomst worden beperkt.
De Nederlanders doen traditioneel al veel aan pensioensparen (via pensioenfondsen), zodat er minder nood is aan andere dringende maatregelen.
Oostenrijk
Wettelijke pensioenleeftijd: 65 jaar
De regering Schüssel heeft dit jaar een ingrijpende hervorming doorgevoerd die het brugpensioen geleidelijk zal doen verdwijnen.
De bijdrageperiode die recht geeft op een volledig pensioen, zal op termijn worden verlengd van 40 naar 45 jaar.
De reële pensioenleeftijd moet 65 jaar worden in plaats van de huidige 59 jaar.
In 2028 zal het pensioen worden berekend op 40 jaar bijdragen in plaats van op de 15 beste jaren, zoals nu.
Zweden
Wettelijke pensioenleeftijd: 65 jaar
Een ambitieuze hervorming (1999) moet uitmonden in een moduleerbaar pensioen tussen 61 en 70 jaar. Het doel: de actieve bevolking aanmoedigen om langer op de arbeidsmarkt te blijven.
Het systeem is gebaseerd op verdeling en kapitalisatie (bijdrage van 18,5 % van het brutoloon, waarvan 16 % naar het algemene pensioenstelsel gaat en 2,5 % naar een individuele rekening).
Hoe langer een loontrekkende werkt, hoe hoger zijn of haar pensioen wordt.
Het pensioenbedrag wordt voortaan berekend op het gemiddelde inkomen tijdens heel het actieve leven (vroeger werden alleen de vijftien beste jaren in aanmerking genomen).
Als resultaat van deze maatregelen heeft Zweden van heel Europa het hoogste percentage actieve mensen in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar: 68,3 %. 7,3 % van de Zweden boven de 65 jaar blijft werken.
A Karima Amrous – Ludo Hugaerts
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier