De fiscale druk op ons inkomen
Hoeveel belastingen betalen we nu eigenlijk? En waar gaat ons geld naartoe? Een overzicht van de totale fiscale druk op ons inkomen.
Uit de jongste studie van de OESO (de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) over de belastingdruk op de lonen blijkt dat de fiscale en parafiscale druk in België voor een ongehuwde loontrekkende zonder kinderen (met een bruto jaarloon van euro 10.150) in het jaar 2001 maar liefst 41,7 % van zijn brutowedde bedroeg. En deze studie houdt alleen maar rekening met de inkomstenbelasting en de werknemersbijdrage voor de sociale zekerheid, maar niet met alle andere belastingen (gemeentebelasting, btw, accijnzen,...). Ruwweg kun je dan ook stellen dat een doorsnee loontrekkende minstens de helft van wat hij verdient aan Vadertje Staat geeft. Anderzijds wijst de OESO-studie erop dat de fiscale druk in belangrijke mate beïnvloed wordt door de gezinssituatie.
De Nationale Bank van België berekende dat in 2003 de hoogste inkomens zelfs 70 % aan fiscale en parafiscale heffingen ondergingen.
Minister van Financiën Reynders reageerde hierop door te stellen dat in 2001, het jaar waarover de OESO-studie zich boog, de gevolgen van de hervormingen van de personenbelasting nog niet meespeelden. Volgens de minister zal deze hervorming pas tegen 2006 op kruissnelheid komen. Vanaf 2004 zou de vermindering van de belastingdruk op arbeid 5 miljard euro bedragen. Hoofdbrok van de belastingverlaging in 2004 is de afzonderlijke belasting van gehuwden en wettelijk samenwonenden. Diverse studies berekenden dat het netto besteedbare gezinsinkomen van echtparen die allebei een arbeidsinkomen hebben, hierdoor aanzienlijk zal stijgen.
Om dit echter te voelen in uw portemonnee, zult u waarschijnlijk nog geduld moeten oefenen tot in 2006 de ‘afrekening’ over uw inkomsten van 2004 door de fiscus wordt opgesteld.
Fiscale ontvangsten van de federale overheid (de Belgische Staat)
Ieder jaar stelt de ‘Algemene administratie van de belastingen en invordering’ een jaarverslag op, waaruit blijkt hoeveel diverse soorten belasting we met z’n allen betalen aan de Belgische Staat en wat deze opbrengen. Het meest recente jaarverslag geeft een overzicht van het jaar 2002.
Uit de samenvattingstabel onthouden we dat we in 2002 betaalden (uitgedrukt in miljoen euro):
inkomstenbelastingen:41.808
btw:18.462
boetes: 80
verkeersbelasting: 1.109
douanerechten: 1.388
accijnzen en openingsbelasting: 7.435
Het totaal van deze belastingen bedroeg 74.556 miljoen euro, een stijging met 3,26 % tegenover 2001. De ontvangsten aan personenbelasting stegen met 2,5 % tegenover 2001.
Dit overzicht geeft uitsluitend de federaal geïnde ontvangsten weer, d.w.z. de bedragen die we aan het ministerie van Financiën betalen. Maar ook de gewesten, de provincies, de steden en de gemeenten heffen belastingen. Zo int de Vlaamse Gemeenschap reeds sedert 1999 zelf de onroerende voorheffing. Over de opbrengst hiervan werden geen cijfers gepubliceerd. In het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zorgt de federale overheid nog voor het innen van de onroerende voorheffing. Hier stegen de ontvangsten in 2002 met 38,43 % tegenover 2001.
Sommige ontvangsten worden federaal geïnd en later doorgestort aan de lagere overheden (de steden en gemeenten). Dit is onder meer het geval voor de ‘aanvullende belasting op de personenbelasting’. De steden en gemeenten bepalen zelf het percentage dat zij willen heffen bovenop de personenbelasting. Het ministerie van Financiën zorgt voor de invordering van het totale bedrag aan personenbelasting en stort het ‘aanvullende’ deel daarvan door aan uw stad of gemeente.
Recent werd in de media veel gediscussieerd over het belang van de federale (en Vlaamse) belastingverminderingen enerzijds, en daartegenover de gemeentelijke belastingverhogingen anderzijds.
De Nationale Bank van België berekende dat in 2003 de gemeenschappen en gewesten voor 784 miljoen euro minder belastingen van particulieren vorderden dan in 2000. In het Vlaams Gewest komt dit door de afschaffing van het kijk- en luistergeld en de hervorming van de registratierechten. In het Brussels Hoofdstedelijk en Waals Gewest werden diverse heffingen verhoogd, terwijl andere dan weer daalden. Het netto-effect is echter een daling van de belasting. In totaal ontvangen de lokale overheden daarentegen 270 miljoen euro meer dan in 2000. Dit komt door de stijging in de tarieven van de aanvullende belasting op personenbelasting, van de tarieven van opcentiemen op de onroerende voorheffing en de ‘echte’ gemeentebelastingen (zoals huisvuilbelasting, algemene gezinsbelasting en dergelijke meer).
Parafiscale ontvangsten
Met parafiscale ontvangsten worden de bijdragen voor sociale zekerheid bedoeld. Op het brutoloon van werknemers wordt 13,07 % ingehouden. Werkgevers betalen daarbovenop 38,98 tot 40,70 %.
De sociale bijdragen voor loontrekkenden zijn niet geplafonneerd, d.w.z. dat bijdragen worden berekend op het volledige loon, zonder beperking. Ook zelfstandigen betalen per kwartaal een sociale bijdrage. Deze wordt berekend op hun inkomsten van 3 jaar voordien. De bijdragen voor zelfstandigen zijn echter wel geplafonneerd: boven een bepaalde inkomensgrens worden geen bijdragen meer gevorderd.
Het Instituut voor de Nationale Rekeningen becijferde dat in 2002 zo’n 36.743,8 miljoen euro aan sociale bijdragen werd betaald (35.296,3 miljoen in 2001). Deze bijdragen vormen de hoofdbrok van de financiering van onze sociale zekerheid.
Waar gaat al ons geld naartoe?
Volgens benaderende cijfers van de federale administratie worden de belastingen die door de Belgische Staat worden geïnd, als volgt verdeeld (schatting voor 2002):
Federale overheid:51,61 %
Gemeenten, provincies: 4,03 %
Sociale zekerheid: 5,73 %
Gewesten en gemeenschappen:35,68 %
Europese Unie: 2,95 %
Beschikbaar inkomen van gezinnen
Mocht u na al deze cijfers over in- en afhoudingen op uw inkomsten twijfelen of er nog iets overblijft voor uzelf, dan kunnen de berekeningen van de Nationale Bank van België u geruststellen. Uit de cijfers van de Nationale Bank (jaarverslag over 2002) blijkt immers dat de verhoging van de fiscale heffingen van lokale overheden (steden en gemeenten) bijna 10 keer kleiner is dan de belastingverlagingen die sinds 2000 werden toegekend.
De federale belastingverlaging voor particulieren bedraagt in 2003 in totaal 1734 miljoen euro. De verlagingen in de gemeenschappen en gewesten bedragen 784 miljoen euro. De lokale overheden daarentegen heffen 270 miljoen euro meer belastingen. Eindresultaat voor de Belgische overheid is 2248 miljoen euro minder inkomsten vanwege de particuliere belastingbetaler. Of, vertaald naar uw gezinsinkomen: tussen 2000 en 2003 zou het nettobeschikbare inkomen van een doorsnee gezin ongeveer met 1,3 % gestegen zijn (tabel N.B.B.).
Op parafiscaal vlak ziet de situatie er minder rooskleurig uit. De aan de gang zijnde of voorgenomen hervormingen zijn vooral gericht op de verlaging van sociale bijdragen van de allerlaagste inkomens. Globaal gezien hebben deze maatregelen dan ook weinig of geen invloed op de totale parafiscale druk.
De totale fiscale en parafiscale druk in ons land mag dan al verminderd zijn, toch blijft hij vooral voor de hoogste inkomens erg zwaar en ligt hij een eind boven het Europese gemiddelde.
En nu?
Het is een feit dat de hervorming van de personenbelasting een belangrijke belastingvermindering betekent, of zal betekenen. Anderzijds willen we de essentie van onze welvaartsmaatschappij behouden: gezondheidszorg, pensioenlasten, steun aan mindervaliden, mobiliteit, milieu, justitie en gevangeniswezen... Het zijn stuk voor stuk domeinen waar de overheid voor belangrijke uitdagingen staat. Over eventuele ruimte voor een verdere afbouw van de fiscale en parafiscale druk hoeven we ons dan ook geen illusies te maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier