Werknemers behouden voortaan aanvullend pensioen bij verhuis naar ander EU-land
Werknemers die van de ene Europese lidstaat naar een andere verhuizen, zullen voortaan hun opgebouwde aanvullende pensioenrechten kunnen meenemen. Daar hebben de onderhandelaars van het Europees Parlement en de lidstaten een akkoord over bereikt.
Het behoud van het wettelijk pensioen bij verhuis naar het buitenland wordt door de Europese wetgeving reeds gewaarborgd. Over het aanvullend pensioen – de zogenaamde tweede pijler, die bij loontrekkenden gefinancierd wordt door de werkgever – bestonden nog geen afspraken. In 2005 diende de Europese Commissie voor het eerst een wetsvoorstel in dat die lacune moest verhelpen. Het heeft uiteindelijk acht jaar geduurd eer het Parlement en de Raad een akkoord konden bereiken.
De blikvanger in de nieuwe regeling is de zogenaamde ‘wachtperiode’, of hoe lang een werknemer gewerkt en deelgenomen moet hebben aan
een pensioenfonds of groepsverzekering voor hij zijn opgebouwde rechten kan meenemen. Er is overeengekomen dat nationale overheden die periode niet langer dan drie jaar mogen laten duren. Verder kwamen de onderhandelaars overeen dat de regels niet alleen zullen gelden voor wie naar een andere lidstaat verhuist, maar ook voor grensarbeiders. De lidstaten krijgen vier jaar de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier