Verslechterde economie doet budgettaire kost vergrijzing toenemen
De sociale uitgaven zullen door de vergrijzing tegen 2060 met 6,1 procent toenemen tot 31,4 procent van het bbp. Dat blijkt uit het elfde jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing (SCvV), dat vandaag werd voorgesteld.
Minister van Pensioenen Vincent Van Quickenborne (Open Vld) erkent dat de kosten van de vergrijzing oplopen, “maar ik wil niet zover gaan door de te stellen dat ze onhoudbaar zijn”. De cijfers tonen voor hem aan dat het door hervormingen is dat de kosten onder controle kunnen worden gehouden.
In december vorig jaar voerde de federale regering een rist hervormingen door, zoals de verhoging van de minimumleeftijd tot 62 jaar en van de loopbaanvoorwaarde tot 40 jaar voor het vervroegd pensioenen. Die doen de kost van de vergrijzing met 0,3 procent van het bbp tegen 2060 afnemen. Tegen 2030 gaat het om een vermindering met 0,5 procent, ofwel bijna 2 miljard euro.
Voor Van Quickenborne is het duidelijk dat de hervormingen slechts een eerste stap zijn in een lange trein aan hervormingen die nog moet komen. Op korte termijn wil hij de pensioenbonus “activerender” maken en ingrijpen op pensioenplannen die aanzetten tot vervroegde pensionering.
Op lange termijn ziet hij heil in een verstrenging van de voorwaarden om vervroegd met pensioen te gaan. De pensioenleeftijd optrekken is volgens hem niet de juiste aanpak. Hij merkt daarbij op dat slechts 5 procent van de Belgen tot 65 jaar werkt. “Het probleem ligt niet bij de 65-jarigen, maar bij de groep tussen 55 en 65 jaar”, luidt het.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier