Genieten in de vallei van de Loir
De Loir, een zijrivier van de Sarthe, moet het stellen met een pak minder toeristen dan haar beroemde grote zus, de Loire. Toch biedt ook deze vallei een massa bezienswaardigheden die u het best in een gezapig tempo ontdekt. Per fiets, bijvoorbeeld.
Voor de start van onze fietsvierdaagse in de vallei van de Loir rijden we met de wagen Parijs voorbij, richting Orléans om in Blois de snelweg te verlaten, richting Vendôme. We hebben een afspraak in de ferme Gorgeat, bij Michel en Nadège Boulai.De weg door het uitgestrekte landschap ziet er onheilspellend glooiend uit en het laatste stuk naar de boerderij is zelfs ronduit steil. Dat belooft voor morgen wanneer we op de fiets kruipen.Maar eerst gaan we lekker eten in de bioboerderij van de Boulais. Dit is een typische chambre d’hôte à la ferme: zes kamers met moderne accommodatie en één gîte. Hier gaan de gasten samen aan tafel met de gastvrouw en de gastheer.We ontmoeten Beate en Eberhard, vrolijke Duitse 50-plussers die al een week in de streek rondfietsen.Bij een goed glas lokale wijn ontstaat er al snel een Frans-Duits-Belgische verbroedering.
Eerst krijgen we een zelfgemaakte rilettes (pastei) op ons bord,gevolgd door biologisch varkensgebraad met paprika.Biologische geitenkaas ontbreekt natuurlijk ook niet, net als de Petit Vendômois, een typische kaas uit de streek.Op deze boerderij worden varkens en kippen gekweekt en graangewassen verbouwd. Onze gastheer -een vurig aanhanger van de antiglobalist José Bové en lid van diens kleine vakbond, la Confédération paysanne- begon zo’n vijftien jaar geleden zijn producten biologisch te kweken.
?Ik werd uitgelachen”, herinnert hij zich.?Maar ik besefte dat altijd maar méér produceren en onze aarde volstoppen met chemische producten niet goed was. Nu pak ik het kleinschaliger maar gezonder en bewuster aan. En ik krijg een veel betere prijs voor mijn producten.”
La France profonde
Onze eerste fietskilometers leiden langs huizen en oude boerderijen in witte steen. Ik moet even denken aan de zwartwitfilm van Robert Bresson Le journal d’un curé de campagne uit de jaren 50. Op vele plaatsen lijkt er in decennia niets veranderd. We volgen de Route des vignobles langs weidse velden. Hier is niet het minste geluid te bespeuren, enkel wat blaffende honden af en toe, het ruisen van de wind en onze banden die neuriën op het asfalt.
In het dorpje Nonais krijgen we de eerste stevige helling voor de voeten geschoven, een venijnige kuitenbijter. Gelukkig reist de schilderachtige Loir hondstrouw met ons mee. Steeds opnieuw
kruist de rivier ons pad. Zoals in het oude dorpje Les Roches L’Evêque met zijn hagelwitte en kraaknette huisjes. Achter de prachtige, eeuwenoude kerk reiken de rotsen recht omhoog, een indrukwekkend zicht.
Onze volgende halte, Montoire, is een iets groter dorp met de ruïnes van een feodale burcht en een bedrijvig marktplein waar we voor het eerst de sfeer van het zuiden opsnuiven.Hier kom je de karikaturale Fransman met stokbrood en zwarte baret voortdurend tegen. Om nog maar te zwijgen van het ongelooflijke aantal R4-tjes dat ons pad kruist. Dit is la France profonde!
Les plus beaux villages
Na een korte pauze in een café met een interieur dat sinds de jaren vijftig onaangeroerd is gebleven, peddelen we verder. Naar Lavardin, ‘un des plus beaux villages de France’ zoals meerdere malen langs de weg staat aangegeven.
Het opschrift liegt niet. Het binnenrijden van Lavardin levert een mooi plaatje op. De ruïnes van een kasteel dat bovenop een rots is gebouwd, domineert de hele vallei.Hier verbleef de Franse koning Karel VII in 1448, tijdens de honderdjarige oorlog.Het kasteel werd later ontmanteld en daar maakten de dorpelingen handig gebruik van om hun huizen verder uit te bouwen. Elke steen die we hier zien, komt van de burcht.
In de late namiddag arriveren we in Saint Martin des Bois, op de ferme des Pignons van Guy en Elisabeth Chevereau. Gastheer Guy serveert met zichtbare trots een coteaux du Vendômois, een appellation d’origine controlé uit de streek. Met gegratineerde courgettes en tomaten van de boerderij spoelt dat heerlijk door. Aan de muur hangt een gedicht van Pierre de Ronsard,de 16e eeuwse dichter die in deze streek werd geboren.
Moderne holbewoners
De volgende ochtend staat Trôo op ons programma. Tijdens de Middeleeuwen was dit dorp een strategisch gelegen bolwerk met een versterkte burcht.Vooral in de elfde en de twaalfde eeuw werden in de hoge rotsen talloze grotten uitgegraven om het dorp beter te kunnen verdedigen. Met weinig succes, zo blijkt.Het ging een aantal keer van Franse in Engelse handen over en omgekeerd, vandaar de bizarre naam. Oorspronkelijk noemden de Fransen het Trou, naar de vele grotten en gaten in de rotsen. Tijdens de Engelse overheersing werd dat Troo,maar daar konden de Fransen bij de herovering niet mee leven. Zij plaatsten dan maar een accent circonflexe op de eerste o.Vandaar Trôo.
Bovenop de rots waarop de stad is gebouwd prijkt de Sint-Martinuskerk, nog eens zestig meter hoger dan het dorp zelf. Bijna aan de top ontmoeten we een oude vrouw die haar planten giet met de liefde van een moederkloek voor haar pasgeboren jongen.Momenteel is het bij Parijzenaars ‘in’ om in een grotwoning in Trôo te komen wonen,maar Gisèle herinnert zich andere tijden. ?In de jaren vijftig leefden de armsten der armen in die grotten, gezinnen van arbeiders van de nabijgelegen fabriek. Zonder het minste comfort, zonder verwarming, zonder water. Hun kinderen zijn meteen weggetrokken zodra ze iets beters konden vinden. Nadien hebben de grotten lang leeggestaan, maar toen ze voorzien werden van stromend water raakten ze opnieuw erg in trek.”
We lopen even binnen bij een kunstenaar die lange tijd in Afrika heeft gewoond. Zijn woning bestaat uit drie grotten die via gangen met elkaar verbonden zijn. De combinatie van Afrikaanse sculpturen en maskers tegen de witgekalkte muren van de grot is fascinerend.En als je naar buiten kijkt heb je een prachtig panoramisch zicht over de Loirvallei. Die moderne holbewoners zijn nog niet zo gek!
In de ban van Jacky Ickx en co
Onze volgende bestemming is La-Chartresur-le-Loir. Bij aankomst nemen we de gegevens op ons boordcomputertje door. Vandaag hebben we 3,5 uur in het zadel gezeten, 55 kilometer afgelegd bij een gemiddelde snelheid van om en bij de 15 kilometer per uur.Voor dit soort fietstochten hoef je dus echt geen kampioen te zijn.
Typischer dan het hôtel de France op het centrale plein van dit dorpje bestaat niet. Het doet je meteen denken aan oude films met Bourvil of Fernandel.Maar vandaag is er nog een bijkomende attractie: pal voor het etablissement staan tientallen racebolides uit de jaren 40, 50 en 60 opgesteld. Het hotel zit volgepakt met Engelsen die deelnemen aan de Le Mans classic race, want het circuit van de mythische 24 uren ligt vlakbij. Ook de bar hangt vol met gesigneerde foto’s van coureurs die hier ooit gelogeerd hebben: Jack Brabham, Jacky Ickx, Steve McQueen...
Wij, stoere Belgen, springen bij het ochtendgloren alweer op onze milieuvriendelijke fiets en vervolgen onze weg langs de Route des vignobles vol pittoreske wijnkasteeltjes omgeven door wijngaarden en bloemen. Gelukkig biedt het forêt de Bercé voldoende bescherming tegen de blakende zon. Met zijn meer dan 5000 hectare is dit één van de grootste eikenbossen van Frankrijk. In de 17e eeuw, toen politici zich nog een langetermijnvisie konden veroorloven, liet Colbert – premier onder Lodewijk XIV – het bos aanplanten. Het zou zo’n 200 jaar later goed hout kunnen opleveren voor de bouw van schepen voor de Franse marine, zo dacht hij. Het liep even anders, want het hout bleek te zacht om de zee te trotseren en er werd steeds meer metaal in de scheepsbouw gebruikt. Toch spreekt men vandaag nog van de cru bercé om de kwaliteit van het hout te bewierroken. Wijnboeren uit de Bordeauxstreek gebruiken het voor hun wijnvaten.
In het woud van Bercé zijn niet minder dan 280 kilometer fietspaden te vinden, een paradijs voor de actieve toerist. Bij het verlaten van het bos brengen we een bezoek aan de grootste eiken. Aan le chêne Boppe,de oudste die door een blikseminslag werd gekortwiekt,en le chêne rouleau
de la roussiere die in 1650 geplant werd en nu een hoogte bereikt van 43 meter.
Veel tijd om te mijmeren over de nietigheid van de mens temidden van zoveel natuur krijgen we echter niet. In Dissaysous-Courcillon, onze eindbestemming, wachten Christophe en Marie-France Calla ons op.Apetrots tonen ze het dakgebinte van de priorij uit de twaalfde eeuw die zij met veel liefde en geduld tot een stemmig gastenhuis hebben omgetoverd.
Samen met hen klinken we op het welslagen van onze vierdaagse confrontatie met Moeder Natuur. Een confrontatie die beslist voor herhaling vatbaar is.
De kasteelheer ontvangt uHet is niet omdat de oevers van de bekende Loire bulken van de kastelen dat het kleine U kunt er vrij rondlopen doorheen de vertrekken met prachtige meubels en imposante portretten van edellieden. Vergeet tijdens uw bezoek niet naar de grote keuken te gaan kijken waar vrijwilligers lekkere confituur klaarmaken en sla ook de prachtige tuinen niet over! |
Praktisch
Reisafstand: De Loirvallei ligt op zo’n 500 km van Brussel.
Info: De toeristische dienst van de Vallée du Loir biedt een aantal formules aan voor actieve vakanties per fiets, te voet of een combinatie van beide (ook met o.a. kanovaren). Fietsers kunnen
kiezen uit drie routes: ‘de ferme en ferme’ ‘la vie de chateau’ en ‘le charme de l’hôtellerie de campagne’.
Meer info vindt u op de website www.vallee-du-loir.com (Frans en Engels). Voor het aanvragen van een brochure (ook in het Nederlands) kunt u terecht bij: Vallée du Loir, Boulevard René Levasseur 3, Passage du Commerce, 72000 Le Mans, ? + 33 243 399 500; fax: + 33 243 399 509 of via e-mail: info@vallee-du-loir.com
Info in België: Atout France, van maandag t/m donderdag van 8.30- 17.00 uur en vrijdag van 8.30-16.00 uur : tel.: 02 505 38 28 , fax : 02 505 38 29, e-mail : info.be@franceguide.com
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier