Queyras: onthaasten in natuur en cultuur
In de dorpjes van het natuurgebied Queyras lijkt het of de tijd heeft stilgestaan. Maar u vindt er wél de modernste skipistes! In alle rust en sereniteit genieten van natuur en cultuur, hier kan het!
De Queyras ligt in het departement van de Hautes Alpes, tegen de Italiaanse grens. Ze ontleent haar naam aan het regionale natuurpark met negen bergdorpjes in een 40 km lange vallei. Vanuit de luchthaven van Marseille is het nog een goede drie uur bergop rijden. Maar eens aangekomen in Saint-Véran gaat er een andere wereld open.
Het bergdorp ligt op 2040 meter en is daarmee de hoogste gemeente in Europa. ’s Winters wordt Saint-Véran gedomineerd door vaste sneeuwvelden. Hoewel er skigelegenheden in de buurt zijn, is het één en al rust in het dorp: geen lichtreclames, geen discotheken, geen après-skigeweld: de machtige witte bergtoppen rondom vormen het enige spektakel. Met uitzondering van het schattige oude kerkje in Lombardische stijl lijkt het hele dorp van hout.
In de kleine straatjes ontdekken we de fustes, huizen uit stammen van larikshout, sommige zelfs uit de 17de eeuw. Ook de fonteinen, drinkbakken, kruisen en kapelletjes zijn van lorkenhout gemaakt. De deuren van de huizen zijn met fraai houtsnijwerk versierd en dragen de initialen van de bewoners. En net zoals in Molines of Abriès, twee andere prachtige dorpjes in de vallei, zie je hier overal kunstig vervaardigde oude zonnewijzers. In dit microklimaat schijnt de zon 300 dagen per jaar, maar de 200 vriesdagen per jaar zorgen ervoor dat de sneeuw van november tot mei blijft liggen.
Authentieke sfeer
Het ongewone klimaat en de afgelegen locatie maken dat deze streek authentiek is gebleven. De oorspronkelijke bewoners zijn nog steeds op post. Spreek op straat een oude man aan en hij vertelt u met plezier en in een sappig accent zijn geschiedenis en die van de streek.
José Brunet heeft grijze haren, een karakterkop en een taaie huid, verweerd door de jarenlange blootstelling aan de koude alpenwind. Met veel theatraal armgezwaai (we zijn tenslotte vlak bij de Italiaanse grens) vertelt hij ons over zijn jeugd: “Wij woonden met de hele familie in één gemeenschappelijke ruimte en van november tot mei stonden ook de beesten binnen. Want de dieren zorgden voor het inkomen van de hele familie. Als een koe een poot brak, was dat een catastrofe! We maakten alles zelf: schoenen, zwart roggebrood, meubelen, manden. We hadden ook schapen en onze grootmoeders spinden van de wol draad om er kleren van te maken. In de winter verwarmden we ons met de warmte van de dieren en met vuur, maar een schoorsteen hadden we niet. Om wat bij te verdienen zeulden we met zakken zout over de bergen naar Italië, in ruil voor wat spaghetti. De winter duurde acht maanden en heel die tijd hadden we niet veel om handen. Iedereen deed aan houtsnijwerk, een hobby die van vader op zoon wed overgeërfd. Veel mannen trokken tijdens de winter naar Marseille om toch maar iets te verdienen. Zij waren de gastarbeiders van toen.
In de vier maanden zomer moesten we werken als beesten om onze schade in te halen, van vier uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds. Daarom zeggen ze hier: Huit mois d’hiver, quattre mois d’enfer. We trokken met de kuddes de velden in, ons leven werd bepaald door het ritme van de seizoenen. Het was hard, maar we waren gelukkig.”
“La passion du bois”
De verhalen van José kunt u natrekken in Le musée de Soum, een herderswoning uit 1641 die als museum is ingericht. Dit huis met werd nog tot 1976 bewoond en u vindt er oude gebruiksvoorwerpen, meubelen en landbouwwerktuigen.
Verder in het dorp gaan we de winkel van Caroline binnen, waar ze haar zelfgemaakt houtsnijwerk verkoopt. De jonge vrouw beschikt over een uitgebreid assortiment van houtsnijmessen, elk bestemd voor de bewerking van een ander motief. “Onze voorouders, de herders, deden al aan houtsnijwerk. Ik zat als kind altijd bij mij grootvader in het atelier. Ik heb een tijdje een ander beroep uitgeoefend maar ben teruggekeerd naar mijn oude liefde. Ik kan het niet laten, c’est la passion du bois.” Als de nacht valt over Saint-Véran staan duizenden sterren aan de hemel te fonkelen. Het is geen toeval dat hier een planetarium werd gebouwd en dat het logo van Saint-Véran een haan is die aan de sterren pikt. Op deze hoogte lijkt het of je de hemellichamen uit de lucht kunt plukken.
Grillen van de natuur
De bossen van de Queyras bestaan vooral uit lorken en alpendennen. In de maand november kleuren de lorken rood, wat een prachtig zicht oplevert. In die periode is het nog iets te vroeg om te skiën, maar om trektochten te ondernemen in de natuur zijn de omstandigheden perfect.
’s Ochtends zijn we vroeg uit de veren voor een tocht langs de flanken van de Haut-Gil, gewapend met typische raketvormige sneeuwschoenen. Boven ons uit torent de Italiaanse Mont Viso (3840 meter), de hoogste berg in het gebied. Dit is de geliefkoosde habitat van gemzen en steenbokken, maar ook van sneeuwhazen en marmotten. Het schijnt dat er zich nu ook een vijftal wolvenmeutes in het park schuilhouden. Zij zouden helemaal vanuit het Nationaal Park van de Abruzzen (in Midden-Italië) hun weg naar de Alpen hebben gevonden. De schuwe dieren zijn niet gevaarlijk voor de mens, maar dat zijn ze wel voor de herderskuddes wat leidt tot scherpe discussies bij de bewoners van Queyras, met manifestaties pro- en contra de wolven tot gevolg.
In het kielzog van onze natuurgids en in lange zigzagbewegingen banen we ons een weg naar boven: een serieuze inspanning, maar tegelijk worden onze longen gevuld met de zuiverste berglucht. Dat geeft een opgewekt, bijna euforisch gevoel. De natuur is overweldigend, het licht fel. De enige geluiden zijn het kraken van de sneeuw onder onze schoenen en het ritmisch tikken van onze skistokken tegen de bevroren grond. In de verte rijst de Demoiselle coiffée uit de vallei op, een gigantische rotskolom die aan de top uitmondt in een bolvorm.
Eens boven houden we halt bij een herdershut. Het is er bitter koud, maar we hebben zo’n honger gekregen dat het ons niet kan deren: we spelen de inhoud van onze knapzak met genoegen naar binnen.
Aan de voet van de Gil ligt het gezellige Ristolat, waar ons een aloude skandinavische traditie wordt getoond. Bij Joëring-ski wordt de skiër namelijk voortgetrokken door een paard, een flink uit de kluiten gewassen exemplaar dat veel lijkt op ons Brabants trekpaard. Geoefende skiers halen naar verluidt snelheden tot 40 km per uur, maar daar wagen wij ons niet aan. Bovendien blijkt dat je behoorlijk behendig moet zijn om tijdig de verse uitwerpselen te ontwijken! Nog excentriekere sporten vallen te beleven in Ceillac. Dit charmante dorpje ten zuiden van de vallei van Guil grenst aan een oude ijsvlakte. Een aantal enthousiastelingen beklimmen een bevroren waterval door hun pikhouweel in het ijs vast te klinken. En liefhebbers kunnen er ook gaan duiken onder het ijs van het bevroren Saint-Annemeer. Misschien nog iets voor de Vlaamse ijsberen!
Een eigenzinnig, democratisch volkje
Soms voel je je op het einde van de wereld. De streek heeft dan ook een eigenzinnige en solitaire geschiedenis achter de rug. Eeuwenlang behoorden ze hier tot de republiek van de Escartons, een rijk dat zich van Briançon tot Turijn uitstrekte, langs beide kanten van de Alpen. Die republiek was behoorlijk vooruitstrevend, met stemrecht voor vrouwen – in de 14de eeuw!- en een systeem van sociale zekerheid. De Franse revolutie maakte daar een abrupt einde aan en gooide het gebied en zijn bewoners opnieuw in de vergetelheid. Door de weersomstandigheden was de Queyras immers de helft van het jaar afgesloten van de buitenwereld. Eén reliek van die befaamde republiek van de Escartons kunt u nog gaan bekijken in Château-Ville-Vieille, waar ook het middeleeuwse Fort Queyras staat. De kast met de acht sloten bewijst hoe democratisch deze samenleving georganiseerd was. In de kast lagen alle belangrijke bestuursdocumenten opgeslagen en ieder dorpshoofd had één sleutel zodat de kast slechts in aanwezigheid van alle dorpshoofden kon geopend worden.
Praktisch
Zo geraakt u er: het natuurgebied van de Queyras ligt tussen Gap en Briançon, op 990 km van Brussel, waarvan 833 km snelweg. Treinstation van Mont- dauphin/Guillestre op 30 km. Met het vliegtuig via Marseille of Lyon.
Skiën: Queyras telt acht skistations, 5 stoeltjesliften, 38 sleepliften en 130 km skipistes tussen 1500 en 3000 meter, 200 km langlaufpistes met als paradepaartje ‘La Haute Trace des Escartons’, een 4-daagse langlauftocht van 100 km met overnachting in berghutten.
Centraal reserveringsbureau: tel. 0033 4 92 46 75 82, www.queyras.com
Waar overnachten?
- Hotel L’Astragale (***), St.-Véran, prachtig modern hotel van hout en met zwembad
- Hotel L’Equipe (**) familiaal skihotelletje in een chalet aan de voet van de skipistes in Molines.
Andere bezienswaardigheden
- Musée de l’Apiculture in Molines, waar u alles te weten komt over de bijenkweek en in de streek vervaardigde bijenkorven kunt bewonderen
- in La boîte à bois in Molines wordt origineel houten speelgoed vervaardigd
- In La Maison de l’Artisanat in Château-Ville-Vieille kunt u lokale producten kopen (ook kasten met typisch houtsnijwerk) en streekproducten degusteren.
Meer weten over het weer in deze streek?Klik hier
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier