Artrose, wat gebeurt er, wat moet je doen?
Is sporten slecht of goed voor het kraakbeen? En moet je bij artrose blijven bewegen, of juist niet? Het zijn vragen waarop Ilse Jonkers, hoogleraar biomechanica, een genuanceerd antwoord geeft.
Artrose is een gewrichtsaandoening die pijn geeft en maakt dat je stijver beweegt. Het kraakbeen gaat in kwaliteit achteruit en wordt dunner en zachter. Dit proces kan in alle gewrichten optreden, maar het komt het vaakst voor in de nek, onderrug, knieën, heupen, duim, vingers en grote teen.
We weten nog lang niet alles over artrose, maar zeker de laatste tijd vergroten we onze kennis dankzij wetenschappelijk onderzoek. Zo weten we nu dat kraakbeencellen een leven lang glucosamine en andere belangrijke stofjes blijven produceren. Tenminste: zolang er maar druk op ze wordt uitgeoefend. En die druk ontstaat als we bewegen.
Kraakbeencellen slapen niet
Gewrichtskraakbeen bestaat voor slechts 5 à 10 procent uit levende cellen, of chondrocyten (‘chondros’ is Grieks voor kraakbeen). De rest is opgebouwd uit taaie collageenvezels, die met elkaar vervlochten zijn als een stevige bewapening. Daartussen zitten stoffen (zoals glucosamine) die vaak worden geadviseerd bij de behandeling van artrose. Die stoffen zuigen zich vol met vocht. In combinatie met de collageenbewapening levert dat een structuur op als die van een stevig waterbed met veel compartimenten dat de drukkrachten gelijkmatig spreidt. Bovendien zijn de collageenvezels bovenaan zodanig horizontaal en glad georganiseerd dat ze makkelijk trek- en wrijfkrachten weerstaan. Kortom: je krijgt een ideale structuur om over elkaar glijdende gewrichten mee te bekleden.
Hoe dik is jouw kraakbeen?
Hebben grote mensen dikker kraakbeen dan kleine? Ja, en olifanten ook. Maar als je iedereen laat krimpen tot dezelfde maat, dan is het kraakbeen telkens nagenoeg even dik. Er lijkt dus zoiets te bestaan als een optimale dikte voor kraakbeen.
De verklaring schuilt vermoedelijk in de aanvoer van voedingsstoffen. In gewrichtskraakbeen zitten geen bloedvaten. De kraakbeencellen zijn daardoor afhankelijk van het pompende effect waarmee bewegingen voedingsstoffen door het kraakbeen stuwen. Vanaf een zekere dikte lukt dat niet meer en stopt de groei.
Interessant is dat de botten en gewrichten van mensen die op jonge leeftijd fysiek stevig belast werden, vaak groter zijn dan die van mensen die in hun jeugd weinig gesport en bewogen hebben. Grote gewrichten betekent ook meer kraakbeen en een groter oppervlak om alle druk over te verspreiden. Misschien (en hopelijk) biedt dat enige bescherming tegen artrose, maar bewezen is dat niet. Kraakbeen wordt dunner met de leeftijd, ook bij mensen die veel blijven bewegen. Misschien speelt de afname van groeihormonen daarin een rol.
Waarom loopt het toch mis en kan zoiets als artrose ontstaan? Volgens Ilse Jonkers, hoogleraar aan de KU Leuven en gespecialiseerd in biomechanica van de menselijke beweging, spelen meerdere mechanismen een rol. “Hoe alles precies werkt, weten we nog niet; het onderzoek naar kraakbeen is erg jong”, zegt ze. “Maar het lijkt vooral te draaien om de kraakbeencellen, waarvan iedereen aannam dat ze weinig meer deden dan slapen. Dat bleek een verkeerde gedachtegang. Chondrocyten produceren constant glucosamine en aanverwante stoffen, in zo’n tempo dat er om de twee weken een volledige vervanging is. Die cellen zijn echter alleen actief als er druk op uitgeoefend wordt – met andere woorden: als je genoeg beweegt. Valt de druk weg, zoals wanneer je na een beenbreuk in het gips zit, dan neemt ook de aanmaak van die stoffen sterk af.”
Ribbeltjes en rafels
Minder glucosamine (en andere stofjes) betekent ook minder vocht in het kraakbeen, waardoor het wat in elkaar zakt. “Verdund kraakbeen is in principe hartstikke gezond”, zegt Jonkers, “maar het is alleen wat dunner omdat er als het ware minder lucht in de band zit. Wanneer je opnieuw gaat bewegen, starten de kraakbeencellen de productie van de stofjes weer op en zwelt het kraakbeen op naar zijn normale toestand. Maar dunner kraakbeen is wel kwetsbaar, net zoals je platte banden ook sneller lek rijdt. We gaan ervan uit dat het wat zachter is, minder strakgespannen staat en waarschijnlijk minder goed glijdt. Denk bijvoorbeeld aan een tafelkleed dat je probeert glad te strijken. Als je te hard duwt, ontstaan er ribbels in het kleed. We vermoeden dat zich hetzelfde voordoet bij kraakbeen en dat de oppervlakkige collageenvezels daardoor kunnen uitrafelen.
Als dat gebeurt en die eerste schade is toegebracht, is er geen weg terug, want kraakbeen heeft zelf nauwelijks mogelijkheden om zich te herstellen. Het wordt nooit meer zoals het vroeger was. Het littekenweefsel dat zich eventueel vormt op het glijvlak heeft niet dezelfde kwaliteiten als het oorspronkelijke weefsel. Het is ruwer, vezeliger en glijdt minder goed, wat tot een heel andere belasting van het kraakbeen daaronder leidt.”
Een kwestie van druk
Maar er is volgens Jonkers nog meer aan de hand. Bij artrose reageren de kraakbeencellen ook anders dan normaal. Ze beginnen veel ontstekingsstoffen af te scheiden. En de productie van glucosamine en aanverwante stoffen neemt af, waardoor er een tekort aan die stoffen ontstaat. Bovendien is de omgeving rond de kraakbeencellen niet meer zo stevig en gaat het kraakbeen ook anders vervormen.
Hoe oud is jouw kraakbeen?
Verjongt ons kraakbeen nog geregeld of valt dat verjongingsproces na een zekere leeftijd stil? Het is een cruciale vraag voor wie zich zorgen maakt over zijn gewrichten. Heel lang kon niemand er een zinnig antwoord op geven, tot de Deense Katja Heinemeier zich op koolstof-14 ging concentreren.
Koolstof-14 is een interessant materiaal. Door de bovengrondse atoomproeven van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie tussen 1955 en 1963 verdubbelde de concentratie koolstof in de atmosfeer. Daarna nam ze langzaam weer af. Koolstof is bovendien de derde meest voorkomende stof in ons lichaam en zit in alle weefsels. Een heel klein deel daarvan is koolstof-14. Heinemeier stelde vast dat de concentratie in de collagene vezels van gewrichtskraakbeen overeenkomt met de concentratie in de atmosfeer tijdens je puberteit. Dat betekent volgens haar dat collagene vezels aangemaakt worden voordat je volwassen bent, en dat je er daarna voor de rest van je leven mee moet doen – er komt niks meer bij.
Haar oudste proefpersoon, geboren in 1935, was lichamelijk bijna volwassen toen de atoomproeven begonnen. Zijn gewrichtskraakbeen vertoonde geen enkel teken meer van collageenopbouw gedurende de laatste 60 jaar van zijn leven. Of het kraakbeen gezond was of artrose vertoonde, maakte geen verschil. Maar... de glucosamine in zijn gewrichtskraakbeen was juist weer piepjong. De concentratie koolstof-14 daarin kwam exact overeen met die in de atmosfeer op het moment van de meting. En dat betekende dus dat glucosamine constant wordt aangemaakt.
Jonkers: “Vermoedelijk draait alles om de mate van druk. Zolang die onder een zekere grens blijft, werkt hij positief in op de kraakbeencellen en gaan die glucosamine en aanverwante stoffen aanmaken. Overschrijdt de druk die grens, dan raakt alles in een neerwaartse spiraal.”
Blijven bewegen, iedere dag
Is de verstoring van de kraakbeencellen onomkeerbaar of kunnen de juiste prikkels ze opnieuw tot normale reacties aanzetten? Dat tracht Anke Govaerts, fysio/kinesitherapeut, uit te vissen. Ze voert proeven uit met gezonde en zieke kraakbeencellen, die ze in een bioreactor blootstelt aan verschillen in druk, wrijving, geneesmiddelen, enzovoort. Ze hoopt dat dat kan leiden tot betere bewegingsrichtlijnen voor mensen met artrose, en dat er stoffen gevonden worden die het kraakbeen positief kunnen beïnvloeden. Artrose blijft een complexe zaak, weet Jonkers. Erfelijke aanleg, overgewicht, te lakse of slecht uitgelijnde gewrichten, gescheurde gewrichtsbanden ... Het zijn allemaal risicofactoren voor artrose. Vroeger werd het gevolg van al die problemen gevat onder één term: gewrichtslast. “Maar die term is te simpel. De wereld van het kraakbeen wordt langzaam geopend. Iedereen zoekt heel gericht, en uiteindelijk zullen vanuit verschillende hoeken gerichte oplossingen gevonden worden. Dat hopen we in ieder geval.”
Dat het nog veel te vroeg is voor specifieke richtlijnen op het vlak van beweging, geeft ze grif toe. Toch wil ze wel enkele tips meegeven. Zo raadt ze sterk af om vanuit het niets ineens alle registers open te trekken, zoals vaak gebeurt na nieuwjaar of op andere momenten van goede voornemens. “Het is het beste om het voorzichtig op te bouwen, zodat het kraakbeen ook de tijd krijgt om glucosamine en aanverwante stoffen aan te maken, zich vol te zuigen met vocht en weer strakgespannen klaar te staan om de druk- en wrijfkrachten van de extra beweging op te vangen. Dat is ook de reden dat je moet blíjven bewegen, elke dag opnieuw, of je nu artrose hebt of niet. Heb je artrose en voel je dat een gewricht reageert en bijvoorbeeld warm wordt, stop dan niet volledig met bewegen, maar doe het iets rustiger aan. De druk van dagelijkse bewegingen houdt de kraakbeencellen actief, zodat het kraakbeen zijn normale, gezonde dikte behoudt. Elke dag voldoende in beweging blijven, is voor het kraakbeen waarschijnlijk veel gezonder dan één keer in de week heel zwaar trainen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier