Dit moet je weten over de ziekte van Dupuytren
Voel je verdikkingen in je hand of trekken je vingers krom? Misschien heb je de ziekte van Dupuytren, ook bekend als koetsiershand. Deze treft vooral 50-plussers en wordt vaak (te) laat ontdekt.
Vraag je op een feestje waar veel vijftigers rondlopen of ze hun handpalmen willen laten zien, dan is de kans groot dat er een paar tussen zitten met de ziekte van Dupuytren. De meesten zullen het niet eens weten. Ze hebben de kenmerkende verdikkingen niet gevoeld, of deze aangezien voor artrose of reuma. Anderen dachten dat het door hun werk of hun hobby kwam. Waarom zou je daarmee naar de dokter gaan?
Toch heeft het wel degelijk zin om met deze aandoening een bezoekje aan de huisarts te brengen. De ziekte van Dupuytren verdikt het bindweefsel in de handpalm, het voelt aan als knobbels of als stugge strengen onder de huid. Als ze zich uitbreiden naar de vingers kunnen die krom gaan staan. Het heeft geen zin om te proberen de knobbels weg te masseren of de vingers zelf recht te trekken. Er zijn aanwijzingen dat dit de ziekte juist activeert. Zo’n 40 tot 50 procent van de patiënten heeft de aandoening in beide handen. Helaas is deze niet te genezen of te voorkomen. Maar behandelen kan wel.
Baron Guillaume Dupuytren beschreef de ziekte in 1831 voor het eerst. Naar de oorzaak tast de wetenschap anno 2024 nog steeds in het duister. Erfelijkheid speelt een grote rol, en de ziekte komt ook vaker voor bij mensen die lijden aan suikerziekte en/of epilepsie, of die al eerder handletsel hebben gehad.
In de regel verwijst de huisarts je pas door naar een handchirurg als je je hand plat op tafel legt en er ruimte is om daar een potlood onderdoor te schuiven: de zogeheten table top test.
Plus Gezond stelde enkele vragen aan pols- en handchirurg dr. Wim Theuvenet uit Rozendaal.
Hoe vaak komt de ziekte van Dupuytren voor?
Vaker dan je denkt. Zo’n 10 procent van de mensen boven de zestig heeft het. Dit geldt voor mensen die oorspronkelijk uit Noordwest-Europa komen, want de ziekte komt in andere delen van de wereld nauwelijks voor. Opvallend is dat in een land als Frankrijk de ziekte op veel jongere leeftijd begint, bij twintigers en dertigers. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de genetische pool waarin de ziekte rondgaat. Hoe eerder de ziekte zich openbaart, hoe agressiever die zich ontwikkelt.
Wanneer moet je naar de huisarts?
Het sleutelwoord is: progressie. Wordt de knobbel of verdikte streng groter? Als de afwijking niet groter wordt en je hebt er geen last van, dan is ingrijpen niet noodzakelijk. Houd het wel in de gaten. Als iemand met deze klachten bij mij komt en er geen duidelijke verergering lijkt, markeer ik de plek met stippeltjes en vraag de patiënt daarvan een foto te maken met de telefoon. Zo kun je een eventuele toename zelf bewaken en blijf je regisseur van je eigen proces.
Wat als het toeneemt?
Neemt het toe, breidt het zelfs uit richting de vingers, dan raad ik een ingreep aan. Ik zet zelf mijn vraagtekens bij de table top test, die zorgt voor vertraging en bewijst de patiënt uiteindelijk een slechte dienst. Het lijkt onlogisch om niet bijtijds in te grijpen maar te wachten tot het probleem groter is. Als je wacht tot de ziekte is toegenomen en pas in een later stadium opereert, is de kans groter dat het zieke weefsel er niet schoon uit te halen valt en dus terugkomt. Het aangetaste weefsel heeft de neiging om terug te groeien. Veelal moeten patiënten dan enkele jaren later weer geopereerd worden. Wachten tot de vingers krom staan, is al helemaal geen goed idee. Wanneer de vingers al langere tijd krom staan, zijn de gewrichtsbanden vrijwel altijd gekrompen en is een forse kromstand ook met een operatie niet meer goed te verhelpen. Dat zie je met name bij de pink. Als het eerste gewricht van de pink krom gaat staan, ook bij een sportblessure, en je wacht langer dan drie maanden, dan krijg je hem met een operatie niet meer helemaal recht.
Is het een lastige ingreep?
Niet zolang het beperkt blijft tot de handpalm, daar zit de ziekte in een laag die gemakkelijk te verwijderen is. Ook omdat je de handpalm tijdens de operatie helemaal open kunt leggen. Zodra de ziekte zich uitbreidt naar de vinger, splitst die zich in drie lagen. Dat maakt het verwijderen veel gecompliceerder, zeker als een van die lagen rondom de zenuwen en bloedvaten gaat zitten. Die raken als het ware ingemetseld in de ziekte van Dupuytren. De operatie duurt langer, ‘schoon verwijderen’ wordt lastiger, de kans op complicaties neemt toe en het genezingsproces duurt langer.
Wanneer is een operatie geslaagd?
Als ik de ziekte volledig heb kunnen weghalen en de patiënt na twee of vijf jaar nog steeds geen terugkeer van ziekte van Dupuytren heeft in het operatiegebied. Bij deze ziekte zie je na een ‘late’ operatie helaas opvallend veel terugkeer. Hoe vaker je moet opereren in hetzelfde gebied, hoe lastiger en riskanter het wordt. Er ontstaat immers littekenweefsel en dat is geneigd om zich vast te zetten op zenuwen en bloedvaten. Daarom is de eerste operatie allesbepalend en neem ik ruim de tijd om te controleren of ik werkelijk al het Dupuytrenweefsel heb weggehaald.
Zijn er alternatieven voor de operatie?
Minder ingrijpend is de naaldmethode, waarbij de verdikte streng onder plaatselijke verdoving wordt doorgesneden met een naald. Het herstel gaat veel sneller dan bij een operatie, wat prettig kan zijn voor mensen die zich geen revalidatietijd kunnen veroorloven. Mensen met een rollator of rolstoel bijvoorbeeld, die zo snel mogelijk weer mobiel willen zijn. Het nadeel is dat er geen Dupuytrenweefsel wordt weggehaald. De klachten komen meestal binnen een tot twee jaar terug.
Bron: Plus Gezond augustus 2024
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier