Anouk Buelens-Terryn
Een brug te ver
Kom je er niet bijliggen? Ik kan hier nog wel wat opschuiven hoor, zegt hij. Ik meet zijn bloeddruk terwijl hij languit op de onderzoekstafel ligt. Gezien de lengte van mijn stethoscoop, sta ik redelijk dicht bij de patiënt. Het is een afstand die me nooit eerder te klein leek. Tot nu. Na zijn opmerking voel ik me plots ontzettend ongemakkelijk. Voorzichtig schuif ik een beetje verder weg, waardoor ik ook merk dat zijn ogen strak op mijn borstkas gericht zijn. Vanochtend koos ik voor een wollen trui met rolkraag en daar ben ik nu erg dankbaar om.
120/80, prima!, hoor ik mezelf zeggen ter-wijl ik naar mijn bureau snel om zijn parameters te noteren. Met mijn ogen op mijn scherm gericht herhaal ik dat zijn driemaandelijks bloedonderzoek voor zijn diabetes geruststellend is. Ik merk dat ik ook tijdens het afrekenen zijn blik probeer te ontwijken.
Na de consultatie klop ik aan bij mijn collega. Of ze eventjes tijd heeft? Ik probeer uit te leggen dat ik me plots onveilig voelde bij wat de patiënt formuleerde. Heb je hem erop aangesproken?, vraagt de collega. Ik schud mijn hoofd, terwijl ik mezelf afvraag waarom ik niet gereageerd heb. Stond ik te perplex? Zo’n uitspraak met seksuele ondertoon had ik alvast niet verwacht tijdens mijn spreekuur. Of maak ik van een mug een olifant en was dit gewoon een misplaatste grap? Ik besluit hem het voordeel van de twijfel te geven. Mijn volgende patiënte wandelt net binnen. Het werk roept weer.
Drie maanden later staat meneer terug op mijn agenda. Dag schatteke, begroet hij mij wanneer ik hem ga halen uit de wachtzaal. Het nare gevoel is onmiddellijk terug. Deze keer durf ik hem wel zeggen dat ik zo niet aangesproken wens te worden. Vriendelijk zijn kan toch geen kwaad?, reageert hij schouderophalend. Ik besluit maar meteen te verwoorden dat bijnamen niet passen binnen een professionele arts-patiëntrelatie. Wie zegt dat het professioneel moet blijven?, zegt hij luchtig.
Het voelt alsof hij keer op keer mijn grenzen overschrijdt met zijn uitdagende antwoorden. Het maakt dat ik overweeg zijn bloeddruk niet te meten. Dit om te vermijden dicht in zijn buurt te komen. Ik lijk meer bezig met hem zo snel mogelijk mijn praktijkruimte uit te werken dan met goede geneeskunde te beoefenen. Het wordt me stilaan duidelijk: ik kan zijn vaste huisarts niet meer zijn als de dubbelzinnige uitspraken blijven komen.
Zo probeer ik het hem ook te vertellen. Dat ik me onprettig voel bij zijn formuleringen en ik daardoor voel dat ik voor hem niet de arts kan zijn die hij verdient. Ik verwijs hem door naar een van mijn collega’s, zodat we zijn goede opvolging kunnen blijven garanderen. Deze keer kijkt hij me verbijsterd aan. Je hebt toch door dat ik hier grapjes maak, niet?, vraagt hij. Het voelt alsof ik me moet verdedigen voor mijn eigen beleving. De zijne kan weliswaar anders zijn, maar voor mij is er een grens overschreden. En die mag subjectief zijn. Dat heeft hij echter niet meer gehoord, want hij stormt al naar buiten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier