Minimaal invasieve hartoperaties hebben beperkte impact op cognitieve functies
Minimaal invasieve hartoperaties hebben een zeer beperkte impact op de cognitieve functies van patiënten. Dat blijkt uit een wetenschappelijke studie van het Jessa Ziekenhuis in Hasselt.
Het risico dat een patiënt drie maanden na een minimaal invasieve hartoperatie of na een zogenaamde ballondilatatie – waarbij een stent geplaatst wordt in de kransslagader – last heeft van verwardheid en geheugenproblemen of van spraakmoeilijkheden, ligt respectievelijk rond de 13 en 16 procent. Na een klassieke openhartoperatie ligt dat risico op cognitieve stoornissen tussen de 19 en 47 procent.
Patiënten die een minimaal invasieve hartingreep ondergaan, liggen gedurende de operatie aan de hart- longmachine. Die machine neemt de functie van het hart en de longen tijdelijk over en wordt via de lies aangesloten. Daarbij is een theoretisch risico dat er kleine stukjes kalk loskomen van de wand van de grote buikslagader, die dan in de bloedcirculatie van de hersenen worden geblazen. Andere oorzaken van cognitieve stoornissen na operaties zijn ontstekingsreacties uitgelokt door de operatie, een mild zuurstoftekort van de hersenen door micro-embolen of een te lage bloeddruk tijdens de operatie.
Om de incidentie daarvan in kaart te brengen, heeft het Jessa Ziekenhuis tussen januari 2017 en augustus 2018 drie groepen van telkens 60 volwassen patiënten gemonitord. De eerste groep onderging een minimaal invasieve coronaire overbruggingsoperatie, en een tweede groep onderging een ingreep waarbij een vernauwde kransslagader op minimaal invasieve manier gestent werd. De derde groep van 60 diende als controlegroep en onderging dus geen ingreep.
“Dit onderzoek toont aan dat er in de praktijk geen reden tot ongerustheid is. Het risico op cognitieve stoornissen na een minimaal invasieve overbruggingsoperatie van de kransslagaders blijkt slechts 13 procent te zijn tegenover 19 tot 47 procent na een klassieke openhartoverbruggingsoperatie”, zegt hoofdonderzoeker professor Björn Stessel. “Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat een minimaal invasieve techniek gepaard gaat met een minder uitgesproken ontstekingsreactie ten opzichte van de klassieke open techniek”, zegt de arts.