Ouderen profiteren het meest van verbeterde overlevingskansen bij bloedkanker
Patiënten met bloedkanker ouder dan 60 jaar kennen de grootste toename in overleving (8 procentpunten) van alle leeftijdscategorieën. Dat blijkt uit een woensdag gepubliceerd onderzoek van de Stichting Kankerregister, dat werd uitgevoerd in de 15 jaar van 2004 tot en met 2018 op bijna 95.000 diagnoses van bloedkanker in België.
Jaarlijks krijgen in België ongeveer 7.800 patiënten de diagnose bloedkanker. Bloedkankers, of ‘hematologische maligniteiten’, omvatten verschillende soorten kanker van het beenmerg of de lymfeklieren. Dat zijn voornamelijk leukemieën en lymfomen. Bloedkankers maken bijna 11 procent van alle nieuwe kankerdiagnoses in België uit. Ze komen vaker voor bij mannen (4.400 diagnoses in 2021) dan bij vrouwen (3.400 diagnoses) en vormen het op vier na meest voorkomende kankertype.
Bloedkankers vormen een zeer diverse groep kankers die vaak als zeldzaam worden beschouwd en die erg diverse klinische en biologische kenmerken hebben. Daarom heeft het Kankerregister een gedetailleerde analyse uitgevoerd van de 24 belangrijkste subtypes, per leeftijdscategorie en gediagnosticeerd tussen 2004 en 2018.
Lire aussi | Nieuwe stappen in de strijd tegen kanker
Hodgkin lymfoom
De toename in incidentie en overleving is het sterkst bij oudere personen. Er is een verbetering van de overleving in alle leeftijdscategorieën. Dit evenwel met een grote variatie naargelang het type bloedkanker. De grootste toename in overleving tussen de periodes 2004-2008 en 2014-2018 wordt waargenomen bij patiënten van 60 jaar en ouder (8% voor zowel de leeftijdscategorie 60-79 jaar als 80 jaar en ouder). De grootste verbeteringen worden waargenomen bij patiënten van 80 jaar en ouder en dit tot wel 45% voor een bepaald type bloedkanker (Hodgkin lymfoom).
Die toename in incidentie en overleving in de periode 2004-2018 kan waarschijnlijk verklaard worden door de innovaties in diagnose en therapie die in de jaren 90 en 2000 bereikt werden. Die innovaties vonden in tweede instantie ook ingang bij bevolkingsgroepen die minder vaak in klinische studies worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld ouderen.