Vier op de tien 75-plussers gebruikt minstens 5 geneesmiddelen langdurig en dat is niet zonder gevaar
De kans is groot dat er in de medicijnenkast van 75-plussers heel wat verschillende geneesmiddelen te vinden zijn. Liefst 4 op de 10 personen ouder dan 75 blijken immers minstens 5 geneesmiddelen langdurig te gebruiken. Dat blijkt uit cijfers van de Onafhankelijke Ziekenfondsen. De cijfers tonen ook aan dat meerdere artsen en apothekers betrokken zijn bij het voorschrijven en verstrekken van medicatie aan eenzelfde patiënt.
De nieuwste studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen bestudeert het langdurig geneesmiddelengebruik bij thuiswonende 75-plussers. Van de circa 100.000 onderzochte leden bleken 4 op de 10 minstens vijf terugbetaalde geneesmiddelen langdurig te gebruiken. Bijna allemaal namen ze geneesmiddelen voor hart- en vaatziekten, zoals cholesterol- of bloeddrukverlagers. Ook geneesmiddelen in het kader van een behandeling van diabetes of een depressie worden voorgeschreven bij zowat een vierde van de personen. Ouderen lijden vaker aan een of meerdere chronische ziekten, wat het hoog geneesmiddelengebruik in deze groep verklaart.
Ongeschikte geneesmiddelen?
Veelvuldig geneesmiddelengebruik kan echter voor problemen zorgen. Sommige geneesmiddelen kunnen elkaar versterken of tegenwerken. Daarnaast zijn ouderen extra gevoelig voor de schadelijke effecten van geneesmiddelen, onder andere omdat hun nieren minder goed functioneren. De Onafhankelijke Ziekenfondsen bestudeerden welke geneesmiddelen toch voorgeschreven en verstrekt worden aan oudere leden, ondanks dat internationale criteria aangeven ze beter te vermijden. Dat deden ze aan de hans van de Beers-lijst. Op de Beers-lijst staan geneesmiddelen die worden afgeraden aan mensen boven 65 jaar.
Onder de 75-plussers die minstens vijf terugbetaalde geneesmiddelen langdurig gebruiken, heeft maar liefst 1 op de 2 al een medicijn genomen dat wordt vermeld in de Beers-criteria en 1 op de 5 slikt gedurende lange tijd zo’n geneesmiddel. Uiteraard spelen ook de persoonlijke toestand en klinische situatie van een patiënt een rol bij het bepalen of het zinvol is om een bepaald geneesmiddel voor te schrijven. Een kritische evaluatie van het geneesmiddelengebruik door de betrokken artsen en apothekers is daarbij van groot belang.
Samenspel tussen artsen en apothekers
Uit de studie blijkt echter dat bij 2 op de 5 personen minstens 3 artsen betrokken zijn bij het voorschrijven van geneesmiddelen. Bij 1 op de 5 personen is dit zelfs minstens 4 artsen. Niet zelden gaat het trouwens ook over meerdere huisartsen.
Gelukkig bestaan er hulpmiddelen die artsen ondersteunen in de behandeling, zoals het globaal medisch dossier (GMD). Dit laat toe dat artsen onder meer het geneesmiddelengebruik van een patiënt met elkaar delen. Bijna 85 % van de ouderen die minstens 5 geneesmiddelen langdurig gebruiken, beschikt over zo’n dossier.
Ook apothekers kunnen onderling informatie delen, aan de hand van het gedeeld farmaceutisch dossier. Maar sinds 2017 kunnen patiënten ook voor een huisapotheker kiezen om hun geneesmiddelengebruik op te volgen. Deze apotheker bekijkt nauwkeurig het geneesmiddelengebruik van deze patiënten en houdt een schema bij van alle geneesmiddelen die ze innemen. Slechts 30 % van de bestudeerde 75-plussers maakte hier echter gebruik van.
Ook de patiënt als betrokken partij
Ervaringen in het buitenland tonen aan dat een doorgedreven samenwerking tussen artsen en apothekers om het geneesmiddelengebruik te optimaliseren, leidt tot betere zorg en lagere kosten. Bovendien moet de patiënt actief betrokken worden, zodat hij of zij begrijpt wat het doel is van een bepaalde behandeling en waarom geneesmiddelen worden stopgezet of opgestart.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier