Wat met rugpijn zonder aanwijsbare oorzaak?
De aanpak van lage rugpijn zonder specifieke oorzaak is recent grondig bijgesteld. Rust heeft plaats geruimd voor kennis en bewegen. Een nieuwe visie die een mentaliteitswijziging vergt.
De nieuwe kijk op de behandeling van rugpijn zonder aanwijsbare oorzaak is er gekomen omdat in ons land steeds meer mensen met rugpijn onder het mes gingen, zonder dat dit tot betere resultaten leidde. Het aantal operaties hier ligt dan ook een pak hoger dan in onze buurlanden. “En dus heeft het Kenniscentrum Volksgezondheid vorig jaar nieuwe richtlijnen uitgevaardigd. Het accent ligt nu op multidisciplinaire samenwerking tussen onder meer specialisten fysische geneeskunde en revalidatie, neurochirurgen, orthopedisten, pijnspecialisten, kinesitherapeuten en ergotherapeuten. Je kan het vergelijken met hoe het er al jaren in de oncologie aan toe gaat, met borstklinieken waar elke patiënt door een team wordt opgevolgd”, leggen prof. Gaëtane Stassijns, dr. Guido Vyncke (fysische geneeskunde), dr. Jef Michielsen (orthopedisch chirurg) en dr. Niels Kamerling (neurochirurg) van de Spine Unit van het UZA uit.
We moeten af van het idee dat lage rugpijn het gevolg is van schade aan de rug. Dat vergt een mindswitch voor arts en patiënt.
Detective
Vier op de vijf mensen krijgt ooit met acute aspecifieke lage rugpijn te maken. In de volksmond vaak lumbago genoemd. Die term verwijst naar pijn die zich tussen de bilplooi en de onderste ribben situeert en soms kan uitstralen naar de benen. Het is pijn die zowel langzaam kan opkomen als zich heel plots manifesteert. De pijn kan zeurend maar ook heftig zijn. Wie krom loopt van de pijn wil natuurlijk graag weten hoe dat precies komt. “Maar zoals de term al aangeeft, is er niet altijd één bepaalde oorzaak”, weet dr. Jef Michielsen. “Vanuit de geneeskunde zijn we er zeer sterk op gericht om als een detective anatomische boosdoeners te willen ontmaskeren, om daar vervolgens een behandeling op af te stemmen. Artsen zijn zo opgevoed. Maar deze aanpak, die in het verleden werd toegepast, werkt niet voor aspecifieke lage rugpijn en heeft vooral voor problemen gezorgd, zoals nutteloze onderzoeken. Want intussen weten we dat veel van die beeldvorming niets relevant aan het licht brengt.
Vandaag hebben we een mindswitch gemaakt. Beeldvorming wordt enkel ingezet om specifieke problemen zoals een fractuur of een tumor op te sporen. Want die vergen ook een specifieke aanpak. Zijn die oorzaken uitgesloten, dan maakt het eigenlijk niet uit wat er dan wel speelt. Meestal gaat het om een combinatie van gewrichtsdisfuncties, spieronevenwicht en gewrichtsbandproblemen. Maar voor de behandeling maakt dit geen verschil”, verduidelijkt dr. Michielsen de nieuwe manier van werken.
Misbegrepen
“Het idee dat lage rugpijn het gevolg is van schade in je rug die hersteld moet worden, moeten we achter ons laten”, vult prof. Gaëtane Stassijns aan. “Mensen voelen zich soms misbegrepen wanneer we hen vandaag deze boodschap brengen, maar het is de realiteit. Hun pijn is uiteraard reëel, maar ze is het gevolg van een combinatie van allerlei factoren, zoals artrose, een foute houding, spierzwakte of krampen, overgewicht enz., die elkaar ook onderling beïnvloeden.”
Angst en stress
Ook andere fenomenen dragen bij. Wie geveld wordt door rugpijn – zeker als die zich plots of hevig manifesteert – kan angstig reageren. Dat kan leiden tot bewegingsangst. “Een begrijpelijke reflex, maar daardoor dreigt de klacht net erger te worden. Door mensen te doen inzien dat er onderliggend niets ernstig aan de hand is en de acute pijn in 80% van de gevallen na verloop van tijd spontaan verdwijnt, trachten we die angst weg te nemen”, aldus dr. Jef Michielsen en dr. Niels Kamerling.
Aandacht voor die angst is belangrijk, want ze kan de pijnervaring aanzienlijk verergeren. Dr. Guido Vyncke: “Het is effectief aangetoond dat angst, negatieve stress en somberheid de pijnsensatie in de hand werken. Deze mentale en emotionele aspecten zijn ook opgenomen in de nieuwe richtlijnen over lage rugpijn. Vandaar dat de (huis)arts ernaar zal peilen bij rugklachten. Wanneer er sprake is van depressieve gedachten of angst is er ook een uitgebreidere therapie nodig – zoals bv. een psychologische interventie -, meer dus dan een louter fysieke aanpak. Want als deze problemen niet mee worden aangepakt, kunnen ze de rugpijn bestendigen, zonder dat je je daarvan bewust bent.”
Evalueren en bewegen
Evalueren om welke soort rugpijn het gaat, gebeurt best binnen de drie maanden. “Anders dreigt acute aspecifieke rugpijn uit te monden in een chronisch probleem. De behandeling van deze vorm van rugpijn bestaat vandaag in de eerste plaats uit geruststellen door informatie te geven”, weet dr. Stassijns. “Bij hevige pijn kunnen pijnstillers (ontstekingsremmers) of injecties zinvol zijn tijdens de acute fase, maar de kern van de behandeling is blijven bewegen, zoveel mogelijk normaal blijven functioneren en een correcte houding aanleren. Te veel zitten is veel belastender voor de rug dan bewegen.”
“Kies activiteiten die je zonder (veel) pijn kan uitvoeren. Wandelen, zwemmen, fietsen... Beweeg minstens 75 tot 150 minuten per week. Wat ook enorm helpt, is je rompstabiliteit (core stability) trainen. Een kinesitherapeut kan je dat aanleren. Door gerichte oefeningen voor de rug- en buikspieren (lees ook: Drie om te doen), maar ook voor de bekkenbodem en het middenrif, ontstaat er een betere balans in het lichaam. Drie keer per week een reeks afwerken heeft al effect.”
Rugklachten die ondanks de behandeling blijven aanhouden, moeten opnieuw worden geëvalueerd. “Het is een soort afvallingsrace. Ook bij aspecifieke rugpijn zijn er mensen bij wie de startbehandeling onvoldoende werkt. Dan zoeken we verder naar andere opties zoals infiltraties. Een operatie is slechts voor een kleine minderheid van deze klachten de oplossing”, aldus dr. Michielsen.
Minder rugpijn na 60?
Rugklachten nemen gemiddeld toe met het ouder worden, maar ook het omgekeerde komt voor. Sommige mensen die geregeld last hadden van een pijnlijke rug, merken na hun 60ste dat de klachten sterk teruglopen. “Dat zien we bij mensen met hypermobiele gewrichten”, stelt dr. Guido Vyncke vast. “Daarbij zit er te veel speling tussen de gewrichten. Met de leeftijd kan er door artrosevorming stijfheid optreden in de gewrichten, waardoor de gewrichtsbandpijn vermindert. Ook het wegvallen van andere factoren, zoals bv. stress door het werk, angst enz., kan ervoor zorgen dat de rugklachten teruglopen.”
Aspecifieke rugklachten zijn strikt genomen geen erfelijke aandoening, maar toch duiken ze in de ene familie vaker op dan in de andere. Dr. Stassijns: “Dat komt omdat sommige factoren die het risico op rugpijn beïnvloeden, meer voorkomen in bepaalde families. Zoals de aanleg voor artrose, een holle of een bolle rug, stressbestendigheid enz.”
Drie om te doen
Deze eenvoudige oefeningen helpen bij lage rugpijn. Wat heb je nodig? Een zitbal en een turnmat.
1. Neem plaats op een zitbal, je voeten op heupbreedte. Maak je rug afwisselend hol en bol door over je zitbeentjes te rollen. Op die manier kantel je je bekken. Blijf hierbij wel rechtop zitten en ga zeker niet naar voren hangen. Herhaal deze oefening tien keer en doe ze drie maal per dag. Gradueel opbouwen is nodig, afhankelijk van je basisconditie.
2. Ga op je rug op een mat liggen, met je knieën gebogen. Hou je rug tegen de grond gedrukt. Plaats één hand onder je rug, dat helpt om je rug tegen de vloer te houden. Strek nu afwisselend je rechter- en je linkerbeen uit, terwijl je je rug onbeweeglijk tracht te houden. Herhaal deze oefening tien keer aan elke kant.
3. Ga op je buik liggen met je armen voor je uitgestrekt. Breng dan tegelijk je rechterarm en je linkerbeen gestrekt omhoog en hou die houding even aan. Doe vervolgens hetzelfde met je linkerarm en je rechterbeen.
Een iets moeilijker variant is de supermanhouding, waarbij je op je handen en knieën steunt. Breng je rechterarm en linkervoet gestrekt omhoog en hou deze pose enkele seconden aan. Om je evenwicht beter te kunnen bewaren kan het helpen om je steunhand iets meer opzij te plaatsen en een punt vlak voor je te fixeren met de ogen. Wissel ook hier af met je linkerarm en rechterbeen. Herhaal de oefening tien keer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier