60-plussers kijken positief de toekomst tegemoet maar bereiden zich er nauwelijks op voor
Hoe kijken zestigplussers zelf tegen het ouder worden aan? Op vraag van de Koning Boudewijnstichting werd een onderzoek uitgevoerd bij meer dan 2.000 Belgen tussen 60 en 85 jaar oud, die (nog) niet hulp-behoevend zijn, om hun visie op ouder worden, hun verwachtingen en bezorgdheden na te trekken.
68 procent van de ondervraagde 60-plussers kijkt positief tot zeer positief tegen het ouder worden aan. Ze verbinden het met kalmer aan doen, maturiteit, tijd voor zichzelf en voor vrienden en naasten, de rol van grootouder.
De ondervraagde senioren zijn behoorlijk gelukkig: gevraagd om hun geluksniveau een cijfer te geven op een schaal van 1 tot 10, dan bedraagt de gemiddelde score 7,4.
Toch blijkt die positieve ingesteldheid broos: wanneer sociale netwerken verkleinen met het vorderen van de leeftijd, en iemands gezondheid plots achteruit gaat, krijgt de positieve ingesteldheid vaak een knak. Ook blijkt op veel vlakken 75 jaar een kantelpunt: het valt dus af te wachten of de nu relatief jonge babyboomers hun optimisme behouden.
Een goed sociaal netwerk is essentieel
Verdere analyse toont dat ongeveer 10 procent van de ouderen daadwerkelijk een verhoogd risico heeft op problemen wanneer ze zorgbehoevend worden. Niet alleen een slechtere gezondheid leidt daartoe. Het risico is groter voor laaggeschoolden, wie werkte als arbeider of niet beroepsactief was, alleenstaanden, mensen die in een appartement wonen, huurders en mensen die niet actief deelnemen aan het verenigingsleven. En deze factoren versterken mekaar.
Wel blijkt dat het risico op problemen wel degelijk verkleint als mensen een sociaal netwerk behouden en zich voorbereiden op hun oude dag. Globaal heeft slechts 26 procent van de respondenten al concrete acties ondernomen om beter voorbereid te zijn. Een groep heeft er al over gepraat of nagedacht, zonder in actie te komen. 37 procent is er helemaal niet mee bezig.
Vraagt men waaraan men zou moeten denken om zich voor te bereiden, dan antwoordt 32 procent dat men ervoor moet zorgen financieel rond te komen, veruit het meest gegeven antwoord. De financiën zijn een bron van zorgen, meer dan de mogelijke gezondheidsproblemen.
Thuisblijven met hulp van technologie
De drempel is erg hoog om naar een kleinere woning of andere woonvorm over te stappen. Wie eigenaar is van zijn of haar woning, is daar in negen van de tien gevallen blijven wonen na het pensioen. Voor wie huurt, is dat bijna zeven op de tien.
Een zeer ruime meerderheid hoopt ook in de eigen woning te blijven als ze alsnog hulpbehoevend worden, zo nodig met professionele hulp. De vraag is of dit spoort met de weinige concrete maatregelen ter voorbereiding.
72% geeft aan te hopen dat, als ze afhankelijk worden, verzorgd te zullen worden door dichte familie.
Daarnaast is er een hoge bereidheid om technologie te gebruiken. Globaal ziet 47 procent zich elk systeem gebruiken, als dat nodig is om thuis te kunnen blijven wonen. Nog eens 40 procent wil er wel aan, maar enkel als hij of zij zelf kan blijven bepalen of er om hulp wordt gevraagd.
Sociaal potentieel
Doorheen het hele onderzoek blijkt hoezeer sociaal isolement een risicofactor is om veel minder gelukkig door de laatste levensfase te gaan.
Hoopgevend om dit te counteren, is de bereidheid bij velen om een helpende hand uit te steken. 14 procent van de respondenten zijn reeds mantelzorger of bij de verzorging van een naaste betrokken, en 8 procent zegt dit zeker te zullen doen als de nood zich voordoet. Nog eens 44 procent denkt het ‘waarschijnlijk wel’ te zullen doen.
Daarnaast willen bijna twee op de drie (60%) respondenten zich nuttig maken in buurtnetwerken: eens een boodschap voor iemand doen, een potje koken of gezelschap houden. Weinigen echter kennen een dergelijk netwerk in hun buurt, waardoor slechts 4 procent er nu al in eentje meedraait.
Het is de bedoeling van de Koning Boudewijnstichting dit onderzoek driejaarlijks te voeren, en op te volgen hoe de verwachtingen en behoeften van de oudere generaties evolueren.
Bron: Studie uitgevoerd op vraag van de Koning Boudewijnstichting door het onderzoeksbureau Indiville bij een representatieve groep van meer dan 2.000 Belgen tussen 60 en 85 jaar oud, die (nog) niet hulp-behoevend zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier