Christian De Coninck: ‘Ik ben een flik in hart en nieren’
Brussels politiecommissaris Christian De Coninck brengt in de lente zijn 21ste misdaadroman uit. Het politiecommissariaat ruilde hij al enige tijd geleden in voor zijn schrijftafel thuis in Zellik. Zij het enigszins noodgewongen.
Sinds de terreuraanslagen van 2016 in Brussel wijdt politiecommissaris Christian De Coninck zich aan het schrijven. Niet van pv’s, maar van misdaadromans die zich afspelen in zijn Brussel. Terugkeren naar het echte politiewerk lukt nog niet. De Coninck kampt door de aanslagen met posttraumatisch stresssyndroom.
Heeft schrijven een therapeutisch effect?
Schrijven is voor mij echt een ontsnapping. Ik heb twee politiereeksen. Eén in de wereld van vandaag, met commissaris Stijn Goris. En een die zich afspeelt in het Brussel van de jaren 1920, de Lodewijk Pynaertreeks. Als ik in een van die twee werelden vertoef, ga ik daar volledig in op. Dan schrijf ik hele dagen en vergeet ik alles rondom mij. Dan heb ik ook geen flashbacks naar maart 2016.
Je hebt een politiecarrière van bijna 40 jaar. Zijn je personages en gebeurtenissen gebaseerd op je eigen ervaring?
Politiecommissaris Stijn Goris is geen uitvergroting van mezelf hoor. Het is een volledig fictief personage. De karakters rondom hem zijn wél gebaseerd op bestaande mensen. Mijn collega’s herkennen er zich in en vinden dat leuk.
Kan je al een tipje van de sluier oplichten over je nieuwe roman?
Dodenmarkt is gebaseerd op waar gebeurde feiten die zich in Duitsland hebben afgespeeld. Het gaat over een man met een mooie positie die mensen naar zijn woning lokt en dan kanibaal blijkt te zijn. Maar naast deze, moet de politie ook andere zaken onderzoeken. Dat wil ik graag tonen in mijn boeken, dat wij vaak met meerdere zaken tegelijk bezig zijn. In een politieserie is één misdaad op 50 minuten opgelost. Maar in de realiteit krijgen wij als politiemensen na één zaak, nog een tweede, een derde.... De realiteit is dus veel complexer. Maar goed, ik begrijp dat wel, televisie heeft nu eenmaal zijn eigen rechten. Op het oplossen van een zaak kan je trouwens geen termijn plakken. Soms vind je de moordenaar binnen de 24 uur, soms duurt het jaren en in het slechtste geval krijg je een cold case.
Burn-out, posttraumatisch stresssyndroom: vroeger lachte ik dat weg. Nu heb ik het zelf.
Een politiecommissaris die romans schrijft, da’s geen doorsnee combinatie. Wanneer heb je dat talent ontdekt?
In 2005 verbleef ik een tijdje in het ziekenhuis. Om de tijd te doden, las ik veel. In een misdaadroman stond zo’n kanjer van een procedurefout dat ik dat boek niet meer verder kon lezen! Ik dacht: ik doe dit beter zelf. En zo ben ik beginnen te schrijven. Het is dus toevallig gekomen. Ik had op dat moment wel enige bekendheid als politiewoordvoerder. En dus zag de uitgeverij het meteen zitten om mijn verhaal uit te geven. Het voordeel is dat je er bij mij wel zeker van kan zijn dat het politiewerk dichtbij de werkelijkheid zit en je er geen procedurefouten in zal vinden! Ik schrijf ook makkelijk 3 tot 4 boeken per jaar. Ik heb talloze zaken meegemaakt waaruit ik kan putten: moorden, zedenzaken, gewapende overvallen en diefstallen. In mijn verhalen vermeng ik dan echte gebeurtenissen met fictie.
De jaren 1920 liggen dan weer ver van je leefwereld.
Eigenlijk is die periode mij gaan fascineren na een bezoek aan het In Flanders Fields Museum in Ieper. Daar zag ik een document waarop stond: Ville de Bruxelles, Police Bourgeoise. Ik heb dat uitgezocht en het bleek een voorloper van de recherche. Ik vroeg mij af hoe het zou geweest zijn als politieman in die tijd, in Brussel. En zo is het idee ontstaan een politiereeks te maken die zich afspeelt in het interbellum. Speurders beschikten toen over bijzonder weinig middelen: eigenlijk alleen maar over een pen en een vergrootglas. Zelfs het onderzoek naar vingerafdrukken stond nog in de kinderschoenen. Het kwam er dus op aan veel speurzin aan de dag te leggen. Nu, anderzijds waren ook de misdaden minder gesofisticeerd.
Je bent nu meer schrijver dan politiecommissaris.
Jammer genoeg wel. In hart en nieren blijf ik een flik. Ik ben nog altijd politiecommissaris, maar voltijds thuis wegens arbeidsongeschikt. Ik hoop te kunnen terugkeren naar het korps, maar op dit moment heb ik nog te veel problemen. Ik slaag er nog niet in naar Brussel te gaan. Een paar weken geleden heb ik de trein genomen naar het centrum, maar ter hoogte van Brussel-Noord begon ik te hyperventileren. Ik kon niet uitstappen, moest terugkeren. Ik begrijp nog altijd niet dat dit mij is overkomen. Ik heb zoveel meegemaakt in mijn carrière: het Heizeldrama, de CCC-aanslagen, heb zoveel lijken gezien. Nooit had ik problemen om die zaken te verwerken, en dit krijg ik nu niet verwerkt.
Hebben je therapeuten een verklaring?
Sommige therapeuten zeggen dat de terreuraanslag in metro Maalbeek de druppel was die de emmer deed overlopen. Dat ik waarschijnlijk jarenlang stress heb geaccumuleerd. Op een goeie dag heb ik één tot twee flashbacks, op een slechte dag zijn er dat 10 tot 12. Ik heb ook nachtmerries. En wanneer je onrustig slaapt, voel je je overdag niet goed. Er is wel wat evolutie. Twee jaar geleden had dit interview bijvoorbeeld niet gekund. Maar toch, ik heb nauwelijks vorderingen gemaakt.
Herinner je je nog het begin van de inzinking?
Op 22 maart 2016 was ik van dienst toen de bommen ontploften op de luchthaven van Zaventem en even later in metrostation Maalbeek. Ik was op dat ogenblik persverantwoordelijke en mijn korpschef stuurde mij naar Maalbeek. Het was oorlogsgebied. Twee weken later werden de politiemensen uitgenodigd voor een gesprek met een psycholoog. Maar ik was een stoere flik en vond dat niet nodig. Ik ben gewoon blijven verder werken. Begin 2017 kreeg ik allerlei problemen: concentratiestoornissen, explosief zijn naar mijn collega’s toe, psychosomatische pijn. Ik wilde geen hulp. Maar toen het alleen maar erger werd, heeft mijn rechtstreekse collega mij zowat gedwongen. De diagnose luidde: PTSS, posttraumatische stressstoornis. Ik moest onmiddellijk rust nemen.
Waarom wilde je aanvankelijk geen psychologische hulp?
Vroeger heerste er echt een machocultuur bij de politie. Je mocht geen mietje zijn. En dat zat er bij mij sterk in. Ik herinner mij nog altijd mijn eerste interventie als jonge flik. Ik moest een voet zoeken van een dodelijk slachtoffer dat overreden was door de tram. De voet was afgesneden door de wielen. Ik heb hem gevonden onder een auto. Nadien rapporteerde ik aan mijn overste dat ik hier echt door van slag was. Waarop hij reageerde: allez, allez, als je daar niet tegen kan, moet je niet bij de politie werken! Da’s ondertussen natuurlijk wel geëvolueerd: er zijn psychologen, een stressteam. Gelukkig maar. Maar toch, ik lachte dat allemaal weg: burn-out, PTSS... dat was iets voor mietjes, profiteurs. Tot ik er nu zelf mee geconfronteerd ben.
Was de lockdown extra moeilijk?
Voor mij maakte die weinig verschil. Ik was sowieso al in lockdown. Ik kwam niet meer buiten, zag geen mensen meer. Ik heb zelfs uit het leven willen stappen. Dat is verhinderd door mijn overbuur. Zonder hem was ik er niet meer. Ik woon grotendeels alleen want mijn partner is veel in Nederland. Hij brengt meestal enkel de weekends met mij door. En ik heb geen kinderen.
Toch was het van jongsaf je droom om bij de politie te gaan.
Ik ben geboren met politiegenen. Ik weet niet wat mij er precies in aantrok. Mijn ouders hadden een bakkerij bij de basiliek van Koekelberg. Een beetje verderop lag een heel druk kruispunt. Er ging geen week voorbij of er was een ongeval. En dan moést ik gewoon gaan kijken. Ik was de kleine van de bakker en mocht als zevenjarige al eens mee in de combi. Ook in het middelbaar bleef ik gefascineerd door de politie. Eigenlijk tegen de zin van mijn ouders: zij zagen in mij eerder iemand die rechten zou studeren. Ik heb dan criminologie gekozen en in 1982 kon ik bij de politie van Brussel aan de slag.
Bestaat het gevaar dat je als politieman of -vrouw een vertekend beeld hebt van de werkelijkheid?
Absoluut. Veel politiemensen worden paranoïde. Je wordt te veel geconfronteerd met misdrijven en criminelen. Niet dat het beroep echt gevaarlijk is: ik denk dat dakwerker zijn meer risico’s inhoudt. Er zijn gelukkig nog niet zo vaak politiemensen gedood in dienst. Maar je bent als agent altijd op je hoede. En sociale media maken het beroep niet makkelijker. Filmpjes worden gemanipuleerd, of selectief getoond.
Zou je er opnieuw voor kiezen?
Zonder twijfel. Als ik morgen achttien zou zijn, zou ik onmiddellijk terug beginnen. Ik heb er veel voldoening uit gehaald. In mijn hart ben ik ook nog altijd een Brussels ketje: een man van ‘ de plateau’ van Koekelberg.
Christian De Coninck
°Brussel 23/7/1960
Studeert Criminologie
LOOPBAAN
- 1982: Start bij Politie Stad Brussel Functies: Adjunct-politiecommissaris, Wijk- en wachtofficier, Hoofd territoriale veiligheid en lokale recherche, Verbindingsofficier FOD Binnenlandse Zaken
- 2000: Wordt politiewoordvoerder
- 2002: Wordt politiecommissaris
- 2007: Debuutroman De Praagse Connectie
- 2007-2022: Misdaadauteur en politiecommissaris
- Wordt verwacht in april: Dodenmarkt (uitgeverij Houtekiet)
PRIVÉ
Partner van Raoul
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier