
Gerda Dendooven: “Iedereen houdt van verhalen”
Maart is Jeugdboekenmaand. En ook de maand van de Boonprijzen. Schrijfster en illustratrice Gerda Dendooven is genomineerd voor de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur. Ze breekt een lans voor een andere soort lerarenopleiding.
De Jeugdboekenmaand is een maand vol initiatieven in scholen, bibliotheken en andere plekken waar er gelezen, verteld en geïllustreerd wordt. Dit jaar is het thema ‘tijd’, een onderwerp waar je alle kanten mee op kan. “Want niets zo boeiend als iemand kunnen meenemen in een verhaal”, zegt Gerda Dendooven. Als schrijfster en illustrator van kinderboeken en docent Illustratie aan Luca, School of Arts, Gent, is het dát wat haar drijft.
Een prangende vraag bij het thema 2025: is er nog tijd om te lezen?
Natuurlijk. Het is een kwestie van prioriteiten. Dat merk ik ook bij mezelf. Het is druk en ik heb heel veel te doen. Toch lukt het me om elke dag te lezen. Ik trek daar een uurtje voor uit voor ik slaap. Op de trein neem ik een papieren boek mee. Dat zijn fijne momenten. Er zijn natuurlijk veel verleidingen die je weghouden van het lezen.
Dat is ook zo voor kinderen
Zeker. Maar als je het inbouwt als een soort ritueel, dan gaat dat ritueel zich innestelen in je dagelijkse routine, waardoor het veel gemakkelijker wordt. Een verhaal voorlezen voor je kind naar bed gaat dient niet om het in slaap te wiegen, maar is belangrijk als ritueel om de dag af te sluiten. Niet enkel jonge kinderen hebben er veel aan om voorgelezen te worden. Wij proberen dat ook te doen voor onze studenten Illustratie.
Jullie lezen voor aan studenten?
Als docenten lezen wij onze studenten voor om hun verbeelding te triggeren. Om ervoor te zorgen dat ze taal blijven oefenen. Ze tekenen terwijl wij voorlezen. Ik haal zelf heel veel plezier uit dat voorlezen en leef me graag in in die rollen en dialogen. Studenten illustratie werken ook rond teksten. Maar verder zijn de skills dezelfde als voor iemand die schilder- of tekenkunst volgt. Illustratie is nog altijd het mindere broertje of zusje van ‘schilderkunst’. Hoe vaak heb ik niet gehoord dat het vak van illustrator ideaal is voor vrouwen. “Je kan voor je kinderen zorgen terwijl je een boekje – altijd dat verkleinwoord – illustreert.”
Terwijl net die illustraties zo’n rol kunnen spelen om kinderen aan het lezen te krijgen. Zeker als lezen niet vanzelf gaat.
Inderdaad. Je kan soms aan de hand van de tekeningen het verhaal begrijpen. De tekening kan ook vragen uitlokken en vragen stellen is voor een kind heel belangrijk. Kinderen en volwassenen leven in dezelfde wereld. Kinderen zien dingen gebeuren en stellen er vragen bij. Er zijn natuurlijk ook kinderen die niet graag lezen. Maar hoe klein of groot iemand ook is, iedereen houdt van verhalen, van spanning, humor, emotie.
Een vertelmoment in de klas is ook belangrijk.
Vertellen of voorlezen in de klas is heel waardevol, absoluut, maar leerkrachten komen er niet toe, omdat er zoveel andere dingen moeten gebeuren. Ik ondersteun het volledig dat ze betogen. Niet alleen voor dat pensioen. Het lesgeven zelf is zo complex geworden. De diversiteit van de groep, de problematieken die elk hun aanpak vergen en dan nog eens al die administratie en regeltjes! Eigenlijk zouden leerkrachten een hele maand alles moeten platleggen en afdwingen dat er eens écht werk gemaakt wordt van het onderwijs. Ik ben in verschillende landen geweest om met mijn boeken te werken in schooltjes waar er amper geld is en bijna geen borden of bankjes. Onlangs zei ik tegen een kleuterjuf: “Als studenten lerarenopleiding hun stage in zo’n moeilijke omstandigheden tot een goed einde kunnen brengen, dan kunnen ze overal lesgeven.” Ze was het niet met me eens. “Wij hebben alles,” zei ze, “maar de moeilijkheden zijn van een andere orde. Instroom van kinderen die een andere taal spreken, kinderen die naar school komen en dan weer verdwijnen ... Je moet het omdraaien: als we het hier kunnen, kan het overal.”
Waar schort het?
Voor mij moet er een andere soort lerarenopleiding komen. De beste krachten moeten in het lager onderwijs staan. Veel studenten willen eerst een universitaire opleiding doen. Lukt dat niet, dan is ‘leerkracht lagere school’ een tweede of derde keuze. Terwijl we nood hebben aan goeie en gemotiveerde leerkrachten. Waarom geen gemotiveerde studenten met een masterdiploma scouten en betalen om nog een extra lerarenopleiding te volgen, zoals in sommige Scandinavische landen?
De beste krachten moeten in het lager onderwijs staan.Gerda Dendooven
Je illustreerde onder meer verhalen van Toon Tellegen, Bart Moeyaert, Michael De Cock. Is dat moeilijker dan je eigen verhalen illustreren?
Als je zowel tekst als beeld doet, ga je voortdurend heen en weer. Verander je iets aan het beeld, dan doe je dat ook bij de tekst, en weer terug. Bij de tekst van iemand anders vraag je hoogst uitzonderlijk dat ze eens een woord veranderen. Een schrijver moet zich kunnen vinden in de visuele wereld van de tekenaar. De schrijvers die naar mij komen staan meestal op dezelfde manier in het leven, we kijken op dezelfde manier naar de dingen.
In jouw werk zit ook altijd een maatschappelijk thema.
Er moet een noodzaak zijn. Er worden zoveel dingen gemaakt, maar als er geen noodzaak is, waarom zou je dan nog iets toevoegen? Al vind ik het even waardevol om verbeelding en gevoel voor de schoonheid van tekst en beeld te triggeren.
Maar voor mezelf heb ik die maatschappelijke thema’s nodig als motivatie, zonder dat ik er expliciet over schrijf. Dat is ook zo in Waar is Winter?, mijn laatste kinderboek. Winter is een kind van sneeuw, wiens ouders doodsbang zijn dat het zou smelten. Toen ik het in een testfase vertelde aan een klasje, liet ik weten dat ik nog geen naam had voor het sneeuwkind. Een jongetje van 8 jaar zei me dat het een non-binaire naam moest zijn. Toen dacht ik: ja, natuurlijk, we weten niet of het sneeuwkind een jongetje of een meisje is. Als ik dat nu ook eens doe met de ouders? Ik heb ze eigennamen gegeven, Pip en Mika. En dan heb ik de tekst en de tekeningen aangepast. Dat is maatschappelijk, maar tegelijk gaat het daar niet over.
Het gaat over verdriet, afscheid nemen, over hoop als het onvermijdelijke is gebeurd. Niet benoemen dat het om een jongen of meisje gaat sluipt erin als een soort subthema zonder dat het uitdrukkelijk aanwezig is. De meeste lezers merken het niet eens op. Het was niet evident om de tekst te maken, want het verhaal mag niet stroef lezen. Ik wou ook niet dat mijn uitgever dit als promotie zou gebruiken. Ziet iemand het, dan is dat prima, en anders is het ook goed.
Met dit boek ben je genomineerd voor de Boonprijs voor kinderliteratuur, die op 25 maart wordt uitgereikt. Vind jij zo’n prijs belangrijk?
Ja. Al ben ik er nooit op voorhand mee bezig. Maar als je op de shortlist terechtkomt, is dat leuk. Het is een bevestiging, een duwtje in de rug. Prijzen zijn ook maar de weergave van het moment. Maar als je die prijs krijgt, is het heel fijn, daar ga ik niet flauw over doen.
Om terug te keren naar het thema ‘tijd’, ben jij bezig met vergankelijkheid?
Absoluut, van toen ik 14, 15 jaar was. Ik ben altijd bezig geweest met het einde. Het had ongetwijfeld ook te maken met de existentialisten die we moesten lezen in de klassieke richting die ik volgde. Dat sloot perfect aan bij mijn gedachten. De grote onzekerheid. Wat moet ik met mijn leven doen? Er was veel donkerte. Ik kon niet anders dan denken: het zal ooit stoppen of het stopt nu. Ik zag stoppen als een keuze: als ik kies voor het leven dan moet het op zijn minst de moeite waard zijn. Ik was er toen al mee bezig, en dat is nooit overgegaan.
Misschien ook daarom dat je verwondering zo belangrijk vindt. Geen wonder dat jij het boek ‘Ode aan de verwondering’ van wijlen Caroline Pauwels (oud VUB-rector) geïllustreerd hebt.
Nieuwsgierig naar de dingen kijken alsof je ze voor het eerst ziet is een soort basishouding die ik wil aannemen. Ik ken niemand die zo open naar de wereld keek als Caroline. Met een groot hart bleef ze met haar eigen mening tussen al die verschillende andere meningen staan. Als er dingen zijn waar ik het wat moeilijk mee heb, dan zeg ik: niet flauw doen, denk aan Caroline. Een andere figuur die me helpt als ik het niet goed weet – weliswaar een fictieve – is Rita, een atypische leerkracht uit een Deense reeks. Ze heeft een heel eigenzinnige manier om met kinderen om te gaan. Dat vind ik fantastisch.
Gerda Dendooven:
°1962, Marke
Studeerde Vrije Grafiek aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent
Sinds 1987: Illustrator en auteur van kinderboeken en theaterstukken
Sinds 1992: Docent Illustratie
2007: Aangesteld als Kinderconsul door Stichting Lezen
2025: Shortlist Boonprijs voor kinder-en jeugdliteratuur (uitreiking op 25 maart)
Privé: Levenspartner van typograaf en vormgever Gert Dooreman, met wie ze 2 dochters heeft.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier