Joke van Leeuwen: ‘Het beste boek bestaat niet’
Op 30 maart worden, voor de tweede keer nog maar, de Boonprijzen uitgereikt. Een voor volwassen boeken en een voor kinder- en jeugdliteratuur. Auteur, dichter, illustrator en performer Joke van Leeuwen zit als juryvoorzitter voor de Boon voor fictie en non-fictie deze keer ‘aan de andere kant’.
De eerste vrouwelijke stadsdichter van Antwerpen, Joke van Leeuwen, werd geboren in Nederland en kwam op haar 13de met haar familie naar België. Een land waar zij, ondanks de gemeenschappelijke taal, toch dat tikje anders was. Die ervaring ligt aan de basis van haar talent om dingen telkens vanuit een andere, originele hoek te bekijken. Want, zoals ze zo mooi schrijft in haar boek ‘Mijn leven als mens’: hetzelfde kan verschillend zijn.
Mijn eerste vraag is een verwijzing naar de titel van de gedichtenbundel waarmee jij je stadsdichterschap van Antwerpen eindigde: Hoe is ’t?
Ik vind dat het goed met mij gaat. Officieel ben ik met pensioen, maar ik leef absoluut niet gepensioneerd. Er staat nog heel wat te gebeuren. In april, de maand van de filosofie, werk ik mee aan een project rond ‘waarde en waardering’, het thema dit jaar. Ze vragen telkens iemand om een kinderboek te maken. Het wordt een speels boek, een ketting aan ontmoetingen. In de zomer komt er een novelle. En daarnaast ben ik met een aantal dingen voor het podium bezig. Met theatergroep Hoge fronten toer ik mee met een voorstelling voor driejarigen, gebaseerd op mijn boek ‘Heb je m’n zusje gezien?’ We maken ook een voorstelling voor 6-plus. En samen met viola da gambaspeler Nanneke Schaap en een klavecinist ben ik een muzikale vertelling aan het voorbereiden gebaseerd op mijn roman ‘Feest van het begin’. Ik vind het heerlijk om dingen te maken voor heel verschillende leeftijden.
Je bent alle leeftijden die je al geweest bent, verzameld. Je neemt van overal iets mee. Joke van Leeuwen
In jouw recente bundellange gedicht ‘Aan tafels’ zeg je: “...ik ben, nee ik heb zeventig, waarin al die vergane jaren van klein en jong en middelbaar hun dansje doen...”
Zo voelt het inderdaad. Je bent alle leeftijden die je al geweest bent, verzameld. Ik heb in al die tijd op verschillende plekken gewoond en heel veel mensen ontmoet. Je neemt van overal iets mee.
Wat heb jij meegenomen van jouw moederland? Werkt jouw protestantse opvoeding nog door?
Ik heb inderdaad een protestantse opvoeding gehad, maar niet benauwend. En die werkt zeker door. Niet dat ik een praktiserend christen ben. Wél dat we thuis meegekregen hebben dat je niet alleen voor jezelf leeft. Zo heb ik het zelf ook altijd sterk aangevoeld. Vandaar allicht dat ik lang actief geweest ben bij Amnesty International en ik later voorzitter werd van PEN, de auteursvereniging die opkomt voor schrijvers die vervolgd worden.
Elke avond werd er in ons gezin voorgelezen uit de Bijbel en zongen we met mijn moeder aan de piano. Door dat voorlezen krijg je ook veel taal mee. Ik heb dat altijd ervaren als een mooi ritueel, dat heel verbindend werkte. Die behoefte aan rituelen zit in mij. Zo vind ik het nog altijd een gemis dat er geen scheidingsritueel bestaat. Als je trouwt doe je dat met mensen om je heen, met wie je je verbonden voelt. Als je uit elkaar gaat gebeurt dat niet. En eigenlijk heb je ook dan nood aan een mooie manier van afsluiten, samen met anderen.
Je hebt een tijd weer in Nederland gewoond, bent dan teruggekeerd naar Antwerpen. Wat trekt jou aan in deze ‘metropool op mensenmaat’?
Het is een mooie stad. Ze is overzichtelijk, je verdrinkt er niet in. Als 18-jarige zat ik hier op kot toen ik aan de kunstacademie studeerde. Vele jaren later kwam ik terug. Ik was toen net gescheiden en moest opnieuw beginnen. Dat was best spannend, zo in mijn eentje.
Je was de eerste vrouwelijke stadsdichter van Antwerpen. Een hele eer?
Ja, het was wel een eer. En ik was inderdaad de eerste vrouw. Ik heb het altijd zo gezien: Antwerpen heeft mij geadopteerd en ik adopteer de stad. Je hoort erbij, ook al kom je van elders. Dat is helemaal niet evident. Voor mij was het een manier om mijn stad beter te leren kennen. Ik kon ontzettend veel mensen ontmoeten, met heel verschillende achtergronden en verhalen. Talloze buurtfeesten heb ik bezocht. Ik kwam letterlijk achter deuren waar ik anders niet zou komen. Dichtbij mensen. Daar kon ik als schrijver en dichter iets mee doen.
Waren je gedichten een aanklacht?
Soms. Ik werd ook aangesproken toen. Zo vroeg een tehuis voor de opvang van gezinnen om meer zichtbaarheid te geven aan vrouwen die mishandeld waren in hun jeugd. Een heel moeilijk en delicaat onderwerp. Het gedicht dat ik voor/over hen schreef wou ik dan ook niet in een gewone, vloeiende vorm gieten. Het moest wat hakkelend zijn, zoekend. Maar ik schreef over alle facetten van de stad. Over de dood van Wannes Van de Velde, de ultieme stadsdichter al is hij dat nooit officieel geweest. Of ik maakte een gedicht dat inging tegen allerlei plannen voor de verbreding van de ringweg. Er werd een twee keer halve kilometer lang gedicht van mij aangebracht in de voetgangerstunnel. Dat het er weggehaald is, gaf wel wat reactie. En reactie is leuk. Ik was ook heel vrij in wat ik schreef, hoefde helemaal niets voor te leggen aan het stadsbestuur. Of het goed genoeg was. Of braaf genoeg. Dat is anders vandaag.
De stad Antwerpen besliste vorig jaar om een pool van vijf stadsdichters aan te stellen. Ruth Lasters nam ontslag nadat de stad haar gedicht ‘Losgeld’ – over de stigmatisering van jongeren in de B-stroom – had geweigerd. Nadien stopten ook de andere stadsdichters, elk met hun eigen motivatie. Maar ze komen terug, onder een andere vorm. Een goed idee?
Ik ben blij dat het stadsdichterschap nu als een soort burgerbeweging terugkomt. Het had en heeft veel meer impact dan men in de politiek doorheeft. De reacties van mensen op straat, de samenwerking met bewoners, de vragen vanuit instituten om iets onder woorden te brengen, de verbinding in buurten, items op het journaal,... Zelfs Sydney heeft geprobeerd de Antwerpse vorm van het stadsdichterschap ingang te doen vinden! Mijn eigen zus is stadsdichter van Dordrecht en zij zegt me dat hier toch heel andere dingen mogelijk zijn. Ik merk inderdaad een verschil tussen België en Nederland. Jonge kinderen worden hier veel meer gestimuleerd om naar de woordacademie te gaan. Die educatieve kant van woord en taal kennen Nederlanders veel minder. Dat moet je koesteren.
Het gaat niet om ‘het beste boek’. Er zijn prachtige boeken die het niet halen. Joke van Leeuwen
Als je vandaag stadsdichter zou zijn, zou je allicht iets maken over de drugsproblematiek waar deze havenstad mee worstelt.
Ja, dat denk ik wel. Het blijft zinvol om tegen gebruikers van cocaïne te zeggen dat je zo de misdaad spekt. Er glijden mensen naar dat soort werelden die verder weinig kansen zien. Ze zien de financiële rijkdom, helaas. Maar er is ook hoop. Zo was ik een keer op school met kinderen van tien. Ik vertelde over mijn werk, en dat een boek 20 euro kost waar je als schrijver 2 euro van krijgt. Een jongetje vroeg: waarom doet u dat dan? Ik zei: ik doe het omdat ik er gelukkig van word. Dat is belangrijker dan veel geld verdienen. En toen begonnen de kinderen spontaan te applaudisseren. Toen dacht ik: het komt wel goed.
Jij bent naast dichter en schrijver ook illustrator. Een onvoorstelbaar geluk dat jij beide talenten bezit.
Ja, dat is zo, ik ben daar erg dankbaar om. Ik ging naar de kunstacademie in Antwerpen en Brussel. Als schrijver ben ik begonnen met kinderboeken, waarbij ik vanaf het begin in beelden en tekst dacht. Het is fijn om mijn teksten en gedichten zelf te kunnen illustreren. Zo tekende ik de stoelen bij de dichtbundel ‘Aan tafels’. Ik laat ze dansen, vliegen. Als vluchtelingen zoeken ze hun plaats, ergens aan tafel. Dat komt wel meer voor in mijn werk. Het heeft te maken met het feit dat ik geen wortels heb. Geen plek waar ik mijn hele jeugd heb beleefd.
Stoelen horen bij tafels. Als er een stoel aan de tafel staat voor jou, ben je welkom.
Inderdaad. Een stoel aan een tafel, een dak boven je hoofd. Mijn ouders en grootouders hebben vluchtelingen onderdak gegeven. En mijn ex-man en ik hebben dat ook gedaan. Zo hebben we lang geleden een Bosnisch gezin opgevangen met een ‘meiske’ van vier, dat ontzettend snel onze taal oppikte.
Vorig jaar werd de Boon-prijs geïntroduceerd, verwijzend naar de schrijver Louis-Paul Boon. Dit jaar ben jij juryvoorzitter van de Boon voor fictie en non-fictie en heb jij zelf een boek ingediend dat meedong naar de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur. Een tweespalt?
Mijn kinderboek ‘Ik ben HIER’ stond inderdaad op de longlist, maar heeft de shortlist niet gehaald. Misschien maar goed. Anders had het inderdaad een beetje aangevoeld als een tweespalt: enerzijds jurylid zijn en anderzijds een boek indienen. Het is wel logischer dat ik daar enkel zit als voorzitter.
Hoe moeilijk is het om een boek van een collega-auteur te beoordelen? Hoe kan je ‘De draaischijf’ van Tom Lanoye naast ‘Honingeter’ van Tülin Erkan leggen, om er twee te noemen?
Het is ontzettend moeilijk. We praatten er heel veel over met de zes juryleden. Het gaat om stijl, invalshoeken, verrassing,... Er zijn prachtige boeken die het niet gehaald hebben. Maar ik vind het ook niet juist om het te hebben over ‘het beste’ boek. Het gaat hier niet om een sportwedstrijd. Het heeft ook iets van ‘uitverkoren zijn’, als uitkomst van veel dingen. Het terrein is veel te rijk en te divers om er in sporttermen over te oordelen. Het zijn allemaal mooie boeken. Niet gemakkelijk. Zelf ben ik al wel in de prijzen gevallen. Daarom vond ik het goed om eens aan de andere kant te zitten. Neenee, ik ga niets vertellen, echt niet.
Joke van Leeuwen
- 1952° Den Haag
- 1965 Verhuist met haar familie naar Brussel
- 1978 Eerste kinderboek en prijs voor cabaret
- Jaren 90 Eerste dichtbundel en roman voor volwassenen
- 2008-2009 Stadsdichter van Antwerpen
- 2013 AKO-literatuurprijs voor ‘Feest van het begin’
- 2014-2018. Voorzitter PEN Vlaanderen
- 2022: Juryvoorzitter Boonprijs voor fictie en non-fictie (30/03/2023)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier