koffieshop
© Getty Images

Waarom het Engels overal is

Zeg je ook weleens ‘crush’, ‘meeting’, ‘wellness’? 
In onze taal sluipen almaar meer anglicismen. 
Is dat een reden tot ongerustheid?

In februari van dit jaar kregen drie van de belangrijkste Vlaamse universiteiten (KU Leuven, UGent en VUB) nul op het rekest van de Vlaamse overheid. Eerder in het academiejaar hadden zij een aanvraag ingediend om te mogen afwijken van de bestaande regelgeving en een aantal masteropleidingen uitsluitend in het Engels te organiseren. Ben Weyts, de Vlaamse minister van Onderwijs, weigerde. Zijn argumentatie: hij kon niet toestaan dat het hoger onderwijs in Vlaanderen “ontnederlandste”. Al moet gezegd dat die weigering veeleer symbolisch is: in sommige masteropleidingen in Vlaanderen wordt al tot de helft van de vakken in het Engels gedoceerd. In de Franstalige universiteiten van ons land is die trend minder uitgesproken, al lijkt het Engels ook daar in opmars.

Niet enkel in universitaire kringen wint de taal van Shakespeare terrein. Hoewel anglicismen geen nieuw fenomeen zijn (zie kader), merken we aan alles in het dagelijkse leven toch dat de trend de voorbije jaren is versneld. Eerst en vooral op het werk. In bedrijven maakt het Angelsaksische jargon dermate opgang dat het weleens tot tandengeknars leidt. De voorbeelden zijn legio: medewerkers worden uitgenodigd voor een ‘kick-offmeeting’, ‘productmanagers’ krijgen het verzoek aan ‘benchmarking’ te doen alvorens ‘prospects’ te benaderen en in ‘mails’ tussen collega’s wemelt het van termen als ‘asap’ (‘as soon as possible’) en ‘IMO’ (‘in my opinion’). Ook in de privésfeer duiken almaar meer termen op die komen aanwaaien van over de Atlantische Oceaan: ‘crush’, ‘chillen’, ‘cloud’ en ‘badass’ behoren inmiddels tot het courante taalgebruik.

Very practical!

Dat de ene taal de andere beïnvloedt, gebeurt al sinds mensenheugenis. Alle talen zijn doorspekt met woorden van vreemde origine. Ook het Engels. “Volgens de Oxford English Dictionary stammen ongeveer 25.000 Engelse woorden uit het Frans”, klinkt het bij Marc Van Campenhoudt, professor aan de Ecole de Traduction et Interprétation van de Faculté de Lettres, Traduction et Communication van de ULB. Het Engels telt bovendien ook ruim 1.500 woorden met Nederlandse wortels. Zulke leenwoorden zijn noodzakelijk opdat een taal levend blijft en niet in onbruik raakt.

Tijdens covid ging het over ‘clusters’, ‘boosters’ en ‘tracing’. Een vorm van luiheid.

“Met leenwoorden kunnen we een leemte in onze woordenschat opvullen en een nieuwe realiteit aanduiden waarvoor in onze eigen taal geen woorden bestaan”, beklemtoont Michel Francard, professor emeritus taalkunde aan de UCLouvain. “Denk maar aan al die exotische producten die we ooit moesten zien te benoemen, zoals koffie, cacao, sushi … Bij ‘buzz’ of ‘downloaden’, woorden waarvoor in onze taal geen equivalent bestond, voltrekt zich precies hetzelfde proces. Door leentjebuur te spelen bij andere talen kunnen we ook het spectrum aan betekenissen verrijken en nuances aanbrengen. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken dat je ‘folk music’ kan vertalen door ‘volksmuziek’, maar ‘folk’ is zoveel meer dan dat: het is een specifiek muziekgenre.” Idem voor een ‘show’, wat toch niet helemaal hetzelfde is als een voorstelling. Zo spreken we van ‘poppentheater’ en niet van ‘poppenshow’. “Het Engels telt heel veel polyseme woorden, die meerdere betekenissen kunnen hebben. ‘Cloud’ bijvoorbeeld duidt op een wolk in de lucht, maar overdrachtelijk ook op een netwerk van computers die via het internet toegankelijk zijn. Wij geven daarentegen de voorkeur aan een ander en specifiek woord voor elke nieuwe realiteit …”, aldus nog Marc Van Campenhoudt.

Onder meer ingevolge de economische suprematie van de VS is het Engels dé voertaal geworden bij internationale contacten. Logisch dus dat het ook op onze landstalen een enorme impact heeft. ‘Facebook’, ‘bitcoin’, ‘bypass’: sinds enkele decennia wordt op bijna elke nieuwe economische realiteit, nieuwe technologie en wetenschappelijke of medische doorbraak een Engelse term geplakt. En dat zelfs als de innovatie in kwestie niet uit de VS of uit het Verenigd Koninkrijk komt. De wortels van de ‘smartphone’ liggen bijvoorbeeld in Azië: het is een uitvinding van de Zuid-Koreaanse fabrikant Samsung. Zelfs China blijft zich bedienen van het Engels om nieuwe markten te veroveren.

Geen nieuw fenomeen

Sinds de 18de eeuw zijn er geregeld golven van anglicismen over ons taallandschap gerold: zo zijn er tal van Engelse termen in onze woordenschat geslopen, van ‘pickpocket’ over ‘wc’ en ‘weekend’ tot ‘spleen’. Als we vandaag de indruk hebben dat er méér anglicismen zijn, komt dat ook doordat iedereen een mondje Engels spreekt en die woorden op zijn Engels wil uitspreken. Vroeger was dat anders: woorden pasten zich aan aan de manier waarop de eigen taal werd uitgesproken … Het woord ‘pakboot’ bijvoorbeeld komt van ‘packet boat’ en ‘biefstuk’ komt van ‘beefsteak’. Recenter werd onze taal uitgebreid met woorden waarvan we niet langer het gevoel hebben dat ze uit het Engels stammen: ‘bandana’, ‘aspartaam’, ‘punk’, ‘brownie’ ... En dan zwijgen we nog over alle termen die we vandaag niet meer gebruiken: ‘walkman’, ‘pick-up’ of ‘lp’s’ …

Snobisme en … luiheid

Maar naast de noodzaak om nieuwe realiteiten te benoemen, speelt soms ook een zeker snobisme, de drang om ‘trendy’ (kijk eens aan: nog een anglicisme) uit de hoek te komen. Wie een Engels woord gebruikt hoewel er een equivalent bestaat in het Nederlands of Frans, onderscheidt zich van de massa, met name in de professionele sfeer. Het marketingjargon is voor marketeers niets anders dan een middel om elkaar te herkennen, hun competentie in de verf te zetten en te bewijzen dat ze mee zijn met de nieuwste trends. “Als je ‘folder’ of ‘brochure’ zegt, dan komt dat minder professioneel over dan ‘leaflet’, ook al is dat net hetzelfde”, licht de ULB-professor toe. “Dat is een beetje jammer, want soms heeft dergelijk voor klanten onbegrijpelijk vakjargon tot gevolg dat de communicatie faalt.”

Taalsnobisme bestaat ook buiten de werksfeer: we zijn vandaag geneigd om niet meer van een ‘sukkel’ te spreken, maar van een ‘loser’, we volgen een ‘morning routine’ in plaats van een ‘ochtendroutine’ en daar horen voor de ‘kids’ – wat is er mis met ‘kinderen’? – geen ‘ontbijtgranen’ bij, maar wel ‘cornflakes’. Soms vinden we zelfs foutieve anglicismen uit, waar we dan vaak het suffix ‘-ing’ achter hang’en. Een woord als ‘peeling’ bestaat bijvoorbeeld niet in het Engels. Engelstaligen spreken veeleer van ‘exfoliation’. Maar opgegroeid als we zijn met de Angelsaksische succescultuur, films en muziek, vinden we zo’n term beter of chiquer klinken. “Nochtans is een woord aan een andere taal ontlenen nooit onschuldig”, merkt Michel Francard op. “Heel wat anglicismen die we gebruiken, kaderen in een bepaalde denktrant, in een ideologie. Woorden dragen gedachten uit. Als we voortdurend leenwoorden gebruiken, gaan we uiteindelijk voor een deel denken zoals de bevolking van de Angelsaksische landen. Dat is geen onschuldig fenomeen, maar of er iets tegen te doen valt?”

Streaming, spoiler, bingewatching… Anglicismen genoeg!

De taalkundige hekelt evenwel een bepaalde vorm van luiheid die ertoe leidt dat er te pas en te onpas Engelse woorden worden gebruikt, zonder dat daar een reden voor is, met name door politici en journalisten. “Vooral ten tijde van covid viel mij dat echt op: de allereerste termen van de overheid waren anglicismen. Het ging over ‘clusters’, ‘boosters’, ‘tracing’, ‘social distancing’ … Nochtans was er geen gebrek aan equivalenten in het Nederlands of Frans. En die vorm van luiheid had gevolgen: de boodschap werd voor de bevolking minder verstaanbaar.” In de media vinden we almaar meer manke vertalingen: in Franstalige nieuwsberichten wordt ‘police officer’ bijvoorbeeld dikwijls vertaald door ‘officier de police’, terwijl het natuurlijk ‘agent de police’ moet zijn. Het kwaad is echter geschied, want de formule raakt ingeburgerd.

Een bedreiging?

Of die wildgroei aan anglicismen onze landstalen schade kan berokkenen? Dat is een vraag waar geen evident antwoord op is. Want opdat een taal zou blijven leven, niet in onbruik zou raken en voeling zou houden met de realiteit, moet ze onophoudelijk worden verrijkt met nieuwe woorden. Maar zonder de zaken al te scherp te willen stellen, merken we toch dat de situatie in het noordelijke en het zuidelijke landsgedeelte verschillend is. Vlaanderen, waar leerlingen doorgaans al in de middelbare school het Engels goed machtig zijn en waar de meeste films en series niet worden gedubd, maar ondertiteld, is een pak ontvankelijker voor het Engels dan Franstalig België. “Er zijn wel anglicismen in het Frans geslopen, maar het blijft bij woorden”, aldus Philippe Humblé, taalkundige en professor emeritus aan de VUB. Die leenwoorden veranderen niets aan de morfologie of de syntaxis van het Frans. “In het Nederlands is er door de constante blootstelling aan het Engels echter sprake van heuse absorptie. Je hoeft maar naar de Vlaamse televisie te kijken om dat vast te stellen: deelnemers aan programma’s zeggen niet alleen ‘whatever’ en ‘take care’, maar ook vaak hele zinnen in het Engels. En iedereen lijkt dat oké te vinden.”

Behalve aan de verwantschap tussen het Nederlands en het Engels – het zijn allebei Germaanse talen – is die ontvankelijkheid wellicht ook voor een deel te wijten aan de positie van het Nederlands in de wereld. “Ooit was het Frans de lingua franca, een taal die overal werd gebruikt. Het is dus normaal dat ze tot op zekere hoogte tracht te weerstaan aan het Engels.” Kenmerkend voor de Franstalige wereld – vooral dan voor Quebec – is de creativiteit om Franse neologismen te bedenken ter vervanging van anglicismen. Woorden die niet alleen prettig zijn in gebruik, maar ook logisch in semantisch opzicht, zoals ‘logiciel’ (i.p.v. ‘software’), ‘courriel’ (i.p.v. ‘e-mail’) of ‘divulgâcher’ (i.p.v. ‘spoilen’). Geen denderend succes, dat klopt, maar de intentie is er wel. “Nederlandstaligen ervaren de invloed van het Engels daarentegen niet als een verlies aan soft power. Haast niemand maakt er zich zorgen over”, beklemtoont Philippe Humblé. “Integendeel zelfs: in Vlaanderen – dat is althans mijn indruk – lijkt het Engels als expressievorm meer impact te hebben: Vlamingen putten psychologische kracht uit het feit dat ze in zekere zin deel uitmaken van die grotere en sterkere Engelstalige wereld.”

Een paradox van formaat, als je weet dat de Vlaamse identiteit grotendeels gebaseerd is op de ontwikkeling van het Nederlands als een manier om zich af te zetten tegen het Frans. “Anders dan in Nederland was het in Vlaanderen de gewoonte om de taal te zuiveren: leenwoorden uit het Frans werden dus vervangen door Nederlandse equivalenten”, beaamt Rita Temmerman, professor toegepaste taalkunde aan de VUB. “Geleidelijk aan heeft het Nederlands echter een gelijkwaardige positie verworven, met als gevolg dat het linguïstische purisme ten aanzien van het Frans nagenoeg is verdwenen. De historische context is nu anders: de invloed van de Engelstalige cultuur wordt niet als negatief ervaren. Vandaar dat initiatieven van taalpuristen weinig succes hebben in Nederland en in Vlaanderen.”

Kunnen we dan zeggen dat het Nederlands bedreigd is? Niet op korte of middellange termijn, althans niet als we een taal beschouwen als dat wat ze in feite is, met name een expressievorm die voortdurend evolueert, onderhevig is aan invloeden van buitenaf en uiteindelijk slechts bestaat omdat er mensen zijn die er zich van bedienen. Overigens zijn de meeste talen gedoemd om op een dag uit te sterven of te vervellen tot iets anders. Denk maar aan het Latijn … ●

Ook wel eens verdwaald in het woud van nieuwe anglicismen? Je vindt een minilexicon op plusmagazine.be/anglicismen

Netflix & co

Met een steeds groter video-on-demand-aanbod zou je kunnen verwachten dat het ondertitelen van films en series een boom kent in Franstalig België. Maar niets is minder waar: de meerderheid van de Franstaligen in ons land is gehecht aan de gedubde versie van een geluidsband. Een teken van luiheid? Het gaat veeleer om een culturele voorkeur die alle Latijnse landen met elkaar gemeen hebben. De oorsprong ervan gaat terug tot het begin van de cinema met geluid: in Frankrijk, Spanje en Italië zijn bijna alle films en series beschikbaar in een gedubde versie. Tot zover de voordelen van de originele versie, zoals het leren luisteren naar een andere taal ...

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content