Wielertoerisme: een vloek of een zegen?
Hoeveel Wout van Aert of Remco Evenepoel zit er in jou? Als je een stukje kan fietsen, kan je dat dezer dagen perfect uittesten in toertochten over heel België. Maar niet iedereen is even blij met die massa-evenementen.
De Belg is niet alleen geboren met een baksteen in zijn maag maar ook met een fietszadel tussen zijn benen. Dat uit zich in het grote aantal profrenners én amateurwielrenners dat dit land telt. Om die laatste categorie nog meer aan zijn trekken te laten komen, is er sinds de jaren 90 van vorige eeuw een nieuwe traditie ontstaan: die van de wielerevenementen waar duizenden amateurs aan kunnen deelnemen. De twee grootste zijn We Ride Flanders, de zaterdag voor de Ronde van Vlaanderen, en de Liège-Bastogne-Liège Challenge, de dag voor Luik-Bastenaken-Luik. Met die laatste ontstond er in het begin van dit verkiezingsjaar een probleem toen de burgemeesters van zestien gemeenten – onder meer Stavelot, Malmedy, Spa en Stoumont – gezamenlijk verklaarden dat er geen wielertochten meer door hun gemeente mochten passeren met meer dan vijfhonderd deelnemers. Op dat moment hadden zich echter al meer dan zesduizend wielerliefhebbers ingeschreven voor de Challenge, van wie een flink pak uit het buitenland. Vliegtickets waren geboekt, hotels in de streek vastgelegd.
In een contract is duidelijk omschreven aan welke eisen wij als organisator van We Ride Flanders moeten voldoen.” Christophe Impens
De voornaamste reden voor het ‘no pasarán’: overlast. Thierry de Bournonville, de burgemeester van Stavelot, verwoordde het zo in de media: “Sinds enkele jaren zien we een groeiend gebrek aan discipline van de wielertoeristen tegenover de buurtbewoners en de mensen met wie ze de openbare weg delen. Er zijn ook steeds weerkerende problemen met afval en met het verkeer door de incompetentie van de seingevers.” Een ander pijnpunt: te weinig politieagenten om alles in goede banen te leiden en om de veiligheid te garanderen.
De burgervaders weigerden in dialoog te gaan met Golazo Sports en A.S.O., de organisatoren van de Liège-Bastogne-Liège Challenge. Het verplichtte Golazo Sports en A.S.O. om een alternatief parcours te zoeken zonder onder meer de Stockeu, de mythische beklimming die begint in Stavelot bij de brug over de Amblève. Maar elk nadeel heeft zijn voordeel, zegt Christophe Impens, in de jaren 90 een begenadigd olympisch loper en nu managing director bij Golazo Sports, aan de telefoon. “Voor het middenstuk van de Challenge hebben we prachtige hellingen gevonden die heel veel mensen waarschijnlijk niet kennen. Dat kan verfrissend zijn. En in de finale doe je nog altijd La Redoute en La Roche aux Faucons. Een waardig alternatief dus.”
Convenant in Oost-Vlaanderen
Niet alleen in Wallonië zijn er dit jaar problemen, ook in Nederland was er trammelant. In Vaals dreigde men de Amstel Gold Race Toerversie, die de amateurs een dag voor de Nederlandse klassieker rijden, niet door de gemeente te laten passeren. Het gemeentebestuur beweerde dat grote wielerevenementen de leefbaarheid aantasten, de rust in stiltegebieden verstoren en spanningen veroorzaken tussen boeren en deelnemers. Nu, het zuiden van de provincie Limburg is erg populair bij de organisatoren van toertochten, aangezien het de enige regio in Nederland is met een ietwat glooiend landschap. Alleen daar kan je een uitdagend fietsparcours uitstippelen. Het zijn dus telkens dezelfde gemeenten die een massa wielertoeristen moeten slikken. Maar daar staat wel wat tegenover, zo kwam Leo van Vliet, koersdirecteur van de Amstel Gold Race, uitleggen op de gemeenteraad van Vaals: twintig miljoen euro economische impact voor de regio. Uiteindelijk bleef het protest in Vaals bij een storm in een glas water en kan de Amstel Gold Race Toerversie dit jaar gewoon doorgaan.
Een heel ander geluid is te horen in Vlaanderen, waar burgemeesters elk jaar de massa wielertoeristen met open armen ontvangen en er een waar volksfeest van gemaakt wordt. Dat heeft een reden. “Met de provincie Oost-Vlaanderen hebben we een convenant afgesloten”, legt Christophe Impens uit. “Dat is een contract waarin de rechten en plichten van de provincie, de gemeentes en de organisator staan. Daarin is bijvoorbeeld heel duidelijk omschreven aan welke eisen wij moeten voldoen rond afvalbeheer en beveiliging van het parcours. Er is ook een gedragscode voor de deelnemers. Kortom, dat werkt heel goed.”
Die afspraken zijn ook nodig, want bij de organisatie van een toertocht komt heel wat kijken: politie, seingevers, bevoorradingsposten voor de deelnemers ... De eerste toertochten in de jaren 90 trokken enkele honderden enthousiastelingen, nu zijn er dat duizenden. Voor We Ride Flanders werd het maximumaantal inschrijvingen vastgelegd op 16.000 en voor de Liège-Bastogne-Liège Challenge op 8.000, anders is het niet meer te behappen voor de organisatoren. “In ruil voor die limiet worden drie à vier stroken op het parcours van We Ride Flanders voorbehouden voor deelnemers die officieel ingeschreven zijn, bijvoorbeeld de Oude Kwaremont. Daar wordt dan een sluis geplaatst met politie en stewards, waar je alleen maar door kan als je een officieel plaatje hebt. Dat is om het zwartrijden te ontmoedigen en dat werkt ook: we zien tegenwoordig nog bijzonder weinig niet-ingeschreven deelnemers. Op die manier kunnen we de veiligheid garanderen.”
Gebrek aan fierheid
Ook als deelnemer moet je je onderweg aan regels houden: niet wildplassen (er is sanitair op het parcours), je afval bijhouden tot de volgende bevoorradingspost (bijvoorbeeld verpakking van een gelletje of een sportreep) zoals de profrenners ook doen, respect voor elkaar en voor de andere weggebruikers, respect voor de wegcode in het algemeen, geen stimulerende middelen nemen, enzovoort.
De overlast waar de burgemeesters in de provincie Luik op doelen, heeft deels te maken met het gedrag van de deelnemers. “Dat is een weerspiegeling van de maatschappij”, vindt Impens. “Op de 8.000 deelnemers in de Liège-Bastogne-Liège Challenge zullen er altijd wel twintig zich niet gedragen zoals het hoort. Ik rijd nu op de autostrade richting Brussel; er zullen er straks ook wel twee zijn die mij voorbijsteken met 180 km/uur. En misschien zal een van hen zijn middelvinger opsteken omdat ik niet snel genoeg uit de weg ga.”
Aan andere vormen van overlast valt wél wat te doen. “De bevolkingsdichtheid in Wallonië is veel lager dan in Vlaanderen. Je kan het parcours zodanig maken dat je de dorpscentra niet stoort, zodat iedereen die zaterdag toch nog gemakkelijk bij de bakker, de beenhouwer of de kapper geraakt. Een andere oplossing is dat je de tijdslots verkort waarin er gestart wordt zodat de duur van de passage door het dorp minder lang wordt. En wij snappen ook wel dat er geen overschot aan politieagenten is, maar voor zulke grote evenementen kan je ook de federale politie inzetten.”
Voor Impens is het een kwestie van dialoog om tot oplossingen te komen, maar de Waalse burgemeesters willen niet rond de tafel zitten. “In de provincie Luik bestaat nu eenmaal niet zo’n convenant waar je de buy-in van alle burgemeesters hebt en waar er samen met ons is nagedacht over hoe we dit in goede banen kunnen leiden. Want eigenlijk zou zo’n Liège-Bastogne-Liège Challenge een feest moeten zijn. Al die dorpen zouden trots moeten zijn dat er één keer per jaar 8.000 wielertoeristen passeren. Maar de fierheid die je in de Vlaamse Ardennen wél voelt, ontbreekt toch een beetje in Wallonië.”
De beslissing van de zestien burgemeesters heeft niet alleen een invloed op de Liège-Bastogne-Liège Challenge maar ook op tal van andere toertochten met meer dan vijfhonderd deelnemers: Tilff-Bastogne-Tilff, Flèche de Wallonie, Géant des Ardennes, Sean Kelly Classic...
Minder kermiskoersen op termijn?
Bij het organiseren van grote toertochten voor amateurwielrenners, zoals We Ride Flanders of de Liège-Bastogne-Liège Challenge, komt heel wat kijken, maar ook het op poten zetten van een plaatselijke koers is er niet eenvoudiger op geworden. “Alles is de laatste jaren steeds meer gereglementeerd”, getuigt Stefaan Pollin, secretaris van Wijnendale Sportief, een wielerclub die één keer per jaar een kermiskoers in Torhout organiseert. “Je moet nu bijvoorbeeld een afvalzone voorzien, waar de coureurs hun verpakkingen kunnen weggooien, zoals in de koersen voor profrenners. Als die regels de veiligheid van de renners bevorderen, nemen we dat er graag bij, want dat is heel belangrijk. Verder is het steeds moeilijker om seingevers te vinden. Die mensen staan daar uren voor 15 euro en een broodje. Ook de kostprijs loopt steeds hoger op. Daarin zit niet alleen het lidgeld van Cycling Vlaanderen en de vergunning maar ook het prijzengeld, de catering, het Vlaams Kruis ... Het is niet evident om dat geld bijeen te sprokkelen bij de lokale handelaars. Er is ook steeds meer administratie, vaak online, waardoor oudere mensen in het organisatiecomité afhaken omdat ze niet meer mee kunnen. Om al die redenen zie ik op middellange termijn helaas veel lokale kermiskoersen verdwijnen. Hoe dan ook blijft de passie voor de koers onze grootste drijfveer.”
2,3 miljoen euro
Opvallend is dat er de laatste jaren steeds meer buitenlandse deelnemers op de inschrijvingslijst van grote toertochten in België prijken. “Ze komen van alle uithoeken: Australië, Canada, Zuid-Amerika, Azië... Ze vinden het fijn om de streek te ontdekken en de dag erna de profkoers mee te pikken. Het jaar erop komen ze misschien terug met hun gezin om citytrips te doen naar Brussel, Brugge, Gent, Luik... Het heet niet voor niets ‘wielertoerisme’. Laat ons een keer de nadruk leggen op het tweede deel van het woord. De economische impact van de Liège-Bastogne-Liège Challenge is geraamd op 2,3 miljoen euro. Dat gaat over overnachtingen, vliegtickets, consumpties... Ik heb de indruk dat er in Wallonië niet met zo’n helikopterblik naar gekeken wordt. Ik kan alleen maar hopen dat de burgemeesters in dialoog willen gaan met het oog op volgend jaar.”
We Ride Flanders, werideflanders.com; Liège-Bastogne-Liège Challenge, lblchallenge.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier