Woonzorgcentra worden open huizen
Waren ze vroeger wat afgezonderd van de samenleving, dan transformeren woonzorgcentra nu tot leefomgevingen die naar buiten zijn gericht. En de bewoners spelen een actieve rol.
Niemand droomt ervan om in een woonzorgcentrum (wzc) te gaan wonen. Meestal is het een laatste redmiddel, wanneer er omwille van gezondheidsredenen geen andere keuze meer is. Ook al is de persoon nog in staat om zelf over een opname te beslissen, zelfs dan is het een moeilijke stap die hij of zij vooral neemt om kinderen en kleinkinderen gerust te stellen. Want het begrip ‘woonzorgcentrum’ roept vooral negatieve stereotypen op.
Andere verwachtingen
“Toch is de benadering en de filosofie van woonzorgcentra positief geëvolueerd”, benadrukt Franck Delcroix, directeur-coördinator van het wzc Sint-Elisabeth in Saint-Ghislain. “Vijftien tot twintig jaar geleden kwamen mensen naar een wzc om goed verzorgd en gevoed te worden, dat was alles. Maar de personen die nu komen behoren tot de Woodstock-generatie: ze heb-ben andere verwachtingen. Ze willen bepaalde activiteiten verderzetten, zoals een tentoonstelling bezoeken, naar een voetbalwedstrijd of een concert gaan. En ook hun families hebben andere eisen. Het is dus essentieel om iets anders aan te bieden, een leefomgeving te creëren die evolueert.”Dit bevestigt ook Julie Desplanque, directeur van residentie La Visitation in Lobbes. “Vandaag hebben de bewoners veel meer nood aan vrij-heid en zelfrespect, een behoefte aan zingeving. Vanuit dit idee zijn de woonzorgcentra zich meer gaan openen naar de buitenwereld, zodat de bewoners een actief leven kunnen behouden, maar er tegelijk ook ruimte voor privacy blijft.”
Huiselijk maar open
Het leven in een gemeenschap is vaak onvoorspelbaar , maar er is een sterke wil om de institutionalisering in wzc zoveel mogelijk te doorbreken. “We leggen ook steeds meer de nadruk op het feit dat de mensen hier wonen, zij zijn de inwoners van het woonzorgcentrum”, vervolgt Franck Delcroix. We bezochten twee wzc van gemiddelde klasse. Ze zijn misschien niet representatief voor alle in-stellingen maar wel wat betreft de trend naar meer openheid. Bij ons eerste bezoek krijgen we zeker niet de indruk dat we in een onpersoonlijk ‘sterfhuis’ met ziekenhuislucht zijn terechtgekomen: we betreden een open ruimte met een cafetaria, een zelfbedieningsrestaurant, een kapsalon en een welzijnsruimte. Hier en daar zitten enkele mensen aan tafel, bekijken het menu en genieten van een koffie. De sfeer is best gezellig. Bij de ingang is er geen echte afbakening: het idee is dat mensen vrij binnen en buiten kunnen lopen, elkaar kruisen en ontmoeten. Uiteraard zijn sommige vleugels meer afgescheiden, vooral voor de kwetsbaardere bewoners.
Meer autonomie
“Het is de bedoeling om individualiteit in het collectieve te creëren”, legt Julie Desplanque uit. “Door kleine, maar op mensenmaat ingerichte plekken aan te bieden, aangepast aan ieder persoon.” De inwoners van serviceflats behouden makkelijker een grote autonomie, met echte appartementen en toegang tot gemeenschappelijke ruimtes, en zo wil men ook de mensen die in collectieve gebouwen verblijven zoveel mogelijk vrijheid gunnen. “Voor ons uitbreidingsproject hebben we bewoners gevraagd om hun kamer te tekenen zoals zij vinden dat die er moet uitzien. Naast een klein balkon voor elke kamer denken we aan een kleine zithoek en een kitchenette, of een kraantje of gootsteen met enkele kleine opbergmeubels. Zo kunnen de bewoners hun naasten thuis in hun eigen ruimte ontvangen, en hen iets te drinken of te eten aan te bieden, zonder dat ze op het bed moeten gaan zitten. Het lijkt triviaal, maar het is enorm belangrijk.”
Niets verhindert om familiebijeenkomsten te houden of een vriend uit te nodigen voor een drankje, of om deel te nemen aan een burenfeest, zoals dat in elke andere woonom-geving gebeurt. “Soms klaagt een bewoner, die door een verlies van autonomie naar het rusthuis komt, dat twee of drie vrienden niet langer langskomen”, vertelt Franck Delcroix. “Hier kan hij zijn vriend uitnodigen in de cafetaria om een Chimay te drinken, net als vroeger in het dorpscafé. Hetzelfde geldt voor een verjaardag: sommige families durven niets meer te organiseren omdat hun ouder in een rolstoel zit, wat niet zo evident is in een restaurant. Wij hebben aangepaste zalen die we ter beschikking kunnen stellen. De familie kan daar wel iets plannen. Of neem een feest buitenhuis: een kleindochter trouwt en de bewoner zal pas om twee uur ’s nachts terugkeren: zolang we op de hoogte zijn, doen we ons best om ons aan te passen ...”
De toekomst van wzc ligt in de stadscentra zodat bewoners actief kunnen blijven deelnemen aan de samenleving.
Ruimte voor alle leeftijden
En opdat de bewoners van het wzc een plek in de samenleving kunnen behouden, ligt de toekomst van deze instellingen in de stadscentra. Dit vergemakkelijkt de toegang tot het openbaar vervoer, culturele activiteiten of vrijwilligerswerk en kleine uitstapjes. “Je kunt je niet voorstellen hoeveel bewoners genieten van kleine geneugten, zoals een dagelijks bezoek aan een buurtwinkel”, glimlacht Franck Delcroix. Door deze centrale ligging wordt het ook mogelijk om intergenerationeel contact te organiseren. Het rusthuis Sint-Elisabeth en La Visitation werken bijvoorbeeld allebei samen met crèches, en dat loopt best goed. “Het is ontroerend om te zien: de kleine kinderen zijn erg gesteld op de bewoners van het wzc, de interactie is heel spontaan”, vertelt Julie Desplanque. En als de crèche zich in hetzelfde gebouw bevindt komen de kinderen en ouderen elkaar dagelijks tegen: alleen al dit simpele feit is voldoende om bruggen te bouwen. Onlangs opende het wzc Sint-Elisabeth ook kamers voor studenten, die in ruil voor een betaalbare huur wat tijd doorbrengen met de bewoners. En La Visitation zorgt voor naschoolse opvang en huiswerkbegeleiding. Dit soort initiatieven bieden nieuwe verfrissende activiteiten voor bewoners die dat willen, want alles gebeurt op vrijwillige basis.
De kosten: een netelige kwestie
Een verblijf in een woonzorgcentrum is duur, met grote verschillen tussen de provincies en gewesten. In 2023 schatte OKRA de gemiddelde maandprijs in Vlaanderen op 2.167 euro. In Brussel ligt die prijs ongeveer op hetzelfde niveau. Volgens Aviq liep het gemiddelde bedrag in Wallonië in 2022 op tot ongeveer 1.800 euro per maand. En de prijzen stijgen constant, zodat sommigen zich beginnen af te vragen of dit soort huisvesting wel toegankelijk is voor hen. Dit geldt nog meer voor serviceflats, waarvan de prijzen veel hoger liggen. Weet ook dat een hogere prijs voor gelijke diensten niet noodzakelijk een garantie is voor een betere kwaliteit, want er bestaan ook prijsverschillen tussen commerciële privé-operatoren, vzw’s en openbare beheerders.
Belangstelling durven tonen
Het grote publiek is nog niet echt op de hoogte van deze nieuwe realiteit. “Maar we stellen een evolutie vast sinds we zijn ge-start met kortverblijven”, merkt de directeur van Sint-Elisabeth op. “Steeds meer mensen komen naar hier om te revalideren of als hun mantelzorger met vakantie is. En dan horen we vaak dat ze vinden dat ze het hier helemaal niet slecht hebben: ze staan min of meer op wanneer ze dat willen, hoeven niet af te wassen, kunnen iets gaan drinken, wat bijpraten of deelnemen aan activiteiten, of rustig in hun kamer blijven. En als ze zich niet goed voelen, kunnen ze hun bloeddruk laten meten als ze daarnaar vragen. Velen zeggen dat ze het uiteindelijk wel fijn zouden vinden om hier te blijven ...”Julie Desplanque raadt aan om te durven en de stap te zetten, gewoon uit nieuwsgierigheid. “Het is nooit te vroeg om een wzc te bezoeken, ook al stelt de vraag zich pas jaren later. Gewoon om eens te zien hoe de omgeving, de ontvangst en de atmosfeer is ... Want dringend en halsoverkop naar een wzc moeten trekken is nooit een ideale situatie.” Aarzel dus niet om gebruik te maken van opendeurdagen om het terrein te verkennen of ga gewoon even een kijkje te nemen tijdens de dag. Spring even binnen, de deur staat open...
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier