Zorgen voor je ouders: een relatie die je moet heruitvinden
Steeds meer vijftig- en zestigplussers hebben het geluk nog een of beide ouders te hebben. En ze verzorgen hen steeds langer thuis. Maar de overgang van onbezorgd kind naar zorgende volwassene vraagt een hele aanpassing.
Ik ben al drie maanden met pensioen, maar dat heb ik nog niet aan mijn moeder verteld. Want dan zal ze verwachten dat ik elke dag langs kom en klusjes uitvoer in huis.” Het is maar één – extreem – voorbeeld van wat Marleen Vandenberghe als coach, die cursussen geeft over ‘Pensioen in zicht’ en ‘Als 50+ werken in de zorg’, geregeld te horen krijgt van haar cursisten. “Volwassen kinderen nemen de zorg voor hun ouders gemakkelijk en vaak met plezier op, maar gaan soms over hun grenzen”, merkt Vandenberghe. “Anders dan bij de zorg voor de kleinkinderen – die soms ook te zwaar kan doorwegen – heb je met je ouders een hele geschiedenis achter de rug. Dat maakt het niet altijd gemakkelijk om grenzen te stellen.”
Unieke band
Psychologe Sara Mahieu, die ouderen en hun families begeleidt, herkent dit. “Een ouder-kindrelatie is heel uniek. Wanneer de mensen die voor jou hebben gezorgd, met hun positieve maar ook kwetsbare kantjes, jouw hulp nodig hebben, word je met het unieke van die relatie geconfronteerd.” Als kind kijk je altijd een beetje door de ogen van een zoon of dochter naar je vader en moeder. Afhankelijk van de geschiedenis die er tussen jullie is geweest, is het soms moeilijk om naar een volwassen relatie met je ouders te evolueren of deze te behouden op het moment dat je ouder wordende ouders met een zorgvraag komen.
Nochtans is dat de uitdaging, volgens Sara Mahieu. “Kinderen zijn heel loyaal naar hun ouders toe. Het is een sterke kracht die hen motiveert om dingen te blijven doen voor hun ouders. Maar heel vaak zie je dat ze over hun grens gaan. Bijvoorbeeld omdat ze door te zorgen toch nog erkenning van hun ouders hopen te krijgen. Omdat ze willen aantonen dat ze een goede zoon of dochter zijn. Kinderen die zich nooit erkend hebben gevoeld, zien dat in die latere levensfase terug naar boven komen.” Pas als je dat patroon doorgrondt en je als volwassen mensen tot elkaar verhoudt, kan je grenzen stellen en een evenwicht tussen geven en ontvangen bereiken.
Generatiekloof
Bij de huidige vijftigers en zestigers die voor hun 85+ ouders zorgen, speelt mogelijk ook nog een generatiekloof. Vaak gingen vrouwen van 85+ niet buitenshuis werken. Zij waren de spil van de familie en hebben veel voor hun eigen ouders gezorgd, ze misschien zelfs in huis genomen. De vijftigers en zestigers van vandaag gaan vaak met twee werken. Ze zijn het ook meer gewend om diensten uit te besteden: de kinderen gingen naar de crèche, er komt wekelijks een poetshulp,... Sara Mahieu: “Als mensen veel geïnvesteerd hebben in hun ouders, dan voel je wel dat ze dat ook van de volgende generatie verwachten. Als hun kinderen dan laten weten dat zij het niet op die manier kunnen aanpakken en daar is geen gesprek over mogelijk, dan ontstaan er fricties.”
De huidige 85-plussers zijn ook de stille generatie, opgegroeid met een sterk collectief gevoel. “Ze zwegen om de vrede te bewaren en zijn niet gewend om hun behoeften te benoemen. Ze hebben niet leren praten over wat ze zelf willen. Dat geeft spanningen”, ervaart Marleen Vandenberghe. “In plaats van te zeggen: ‘Ik voel me eenzaam en zou het fijn vinden mocht je vaker langskomen’, doen ze uitspraken als: ‘Ah, je leeft nog’. Of ze vragen je om vandaag nog boodschappen te doen omdat de smeerkaas op is.” Beseffen dat dit generatieverschil bestaat, kan helpen om beter met elkaar te communiceren.
Hoe indirecter de verwachtingen worden geformuleerd, hoe moeilijker het is om ermee om te gaan, weet ook Sara Mahieu. “Het is vaak een manier om een moeilijke boodschap te brengen. De ouder is ook bang dat zoon- of dochterlief niet aan zijn verwachting zal kunnen voldoen om altijd beschikbaar te zijn.” Toch is het belangrijk dat je het gesprek aangaat, dat je de verwachtingen naar elkaar toe uitspreekt. “Dat soort gesprekken voer je haast nooit met je ouders, omdat je de ander niet wil kwetsen. Om conflicten en moeilijke emoties te vermijden, komen dingen die echt moeten worden besproken niet aan bod. Het kan helpen om met een derde, een professional, aan tafel te zitten. Soms vindt de ene broer of zus het wel gemakkelijker om bepaalde thema’s aan te snijden.”
Veranderende rollen
“Naarmate ouderen kwetsbaarder worden, zie ik ze soms ook een stukje egocentrischer worden. Daardoor houden ze minder rekening met de mogelijkheden van hun kinderen en kunnen ze veeleisend overkomen”, merkt Sara Mahieu op. Typisch is dat degene die het vaakst langskomt en de meeste zorg op zich neemt, het het hardst te verduren krijgt. “Van de dochter die dichtbij woont en al met pensioen is, wordt vaak het meest verwacht. Zij heeft het meestal erg moeilijk om grenzen te trekken. Het kind dat sporadisch langskomt, wordt dan weer de hemel in geprezen”, zegt Sara Mahieu. Dit kan tot spanningen leiden onder broers en zussen onderling. Want de zoon of dochter die ver weg woont, heeft een ander zicht op het functioneren van de ouders en heeft niet altijd door dat er eigenlijk meer zorg nodig is dan hij of zij denkt.
Maar niet enkel de afstand of het aantal bezoekjes maken dat er een verschil is in de beleving van de kinderen. Het heeft ook te maken met de rol die je opnam in het gezin en de band die je als kind met je ouders had. En die kan heel erg verschillen per kind. Ook in de ogen van de ouders heeft elk kind een bepaalde rol. “In een familie zijn we gewoon om aan routines vast te houden. We voelen ons veilig als we weten wat er gaat komen. De zorg voor de ouders doorbreekt die routine. En dan merk je dat het voor ouders vaak moeilijk is om op een andere manier naar hun kinderen te kijken. Om te zien dat de jongste intussen ook volwassen is, zijn eigen was doet en zelf kinderen opvoedt. En dat die dus best wel in staat is om ook een deel van de zorg voor zijn ouders op te nemen. Het is een groeiproces”, zegt Sara Mahieu: “Ik zie veel kinderen die op zo’n moment sterker in hun schoenen gaan staan. Ze leren hun grenzen afbakenen. Ze beseffen dat als ze niet voor zichzelf zorgen, ze eronderdoor gaan en helemaal niet meer voor hun ouders kunnen zorgen. Vaak duurt het wel een tijd om als kind tot die volwassen houding te komen ten opzichte van je ouders. Dat proces begint nog voor je ouders hulpbehoevend worden, maar op dat moment word je er wel in uitgedaagd. Mag je als volwassen zoon of dochter wel tegen je ouders zeggen dat je iets niet kan doen voor hen?”
Oefenen
Je grenzen aangeven doe je best op het moment dat je ermee geconfronteerd wordt. Vraagt je moeder je om onmiddellijk haar gras te komen maaien, dan kan je op dat moment rustig aangeven dat jij je niet zomaar kan vrijmaken en bespreek je wat wel mogelijk is. Maar om je grenzen af te bakenen, moet je wel eerst weten waar die liggen. Je moet niet wachten op een groot crisismoment, zoals het overlijden van een van je ouders, om al eens na te gaan hoe je je tot elkaar verhoudt.
“Je kan jezelf als het ware ‘oefenen’ in het voeren van moeilijke gesprekken”, zegt Sara Mahieu. “Wanneer je bijvoorbeeld afspraken maakt over de opvang van de kleinkinderen, voel je vaak al aan waar je het lastig mee hebt. Maar het kan evengoed over het jaarlijkse kerstfeest gaan. Op een bepaald moment zijn er te veel kleinkinderen en moet de formule anders worden aangepakt. Ook dan zal je zien wie komt, wie het zal organiseren, wie aangeeft kerst liever met het gezin te vieren,... Dat zijn vaak keerpunten binnen families waar je de kans hebt om te praten over jullie relatie tot elkaar.”
Marleen Vandenberghe raadt aan om vooraf goed na te denken op welke verzoeken je voluit ‘ja’ kan zeggen. “Lijst op wat er nodig is aan zorg en wat jij daar graag van wil opnemen. Wat kunnen broers, zussen, buren of professionele hulp doen? Als je vol ‘ja’ kan zeggen, kom je minder snel in een situatie terecht waarin je ‘nee’ moet zeggen.”
Mild voor jezelf
Zelfs wanneer je als volwassen kind kan duidelijk maken waar je grenzen liggen, worstel je vaak met schuldgevoelens omdat je denkt dat je nooit genoeg doet. “Praat over die schuldgevoelens met je partner, je eigen kinderen, vrienden,... Dat helpt om te begrijpen of je echt schuld hebt. Want er is een verschil tussen schuldgevoelens en bij iemand in het krijt staan. Vaak denk je dat je niet genoeg doet, tot je overloopt wat je wél doet, wat je nog zou kúnnen doen en wat niet. Je moet mild durven zijn voor jezelf en toegeven dat iets niet lukt”, zegt Sara Mahieu. Besef ook dat een ouder-kindrelatie asymmetrisch is: ouders geven meer dan wat hun kinderen ooit kunnen terugdoen. “Je moet zo’n relatie over de generaties heen bekijken. Soms krijg je de problemen met je ouders niet meer hersteld, maar zie je ze de generatie erop wel bespreekbaar worden. Je probeert het immers even goed te doen als je ouders of je pakt de dingen waar jij last van had anders aan met je eigen kinderen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier