De geheimen van Sint-Martens-Latem

Wanneer de nevels opstijgen uit de Leie en de bomen kaal zijn, laat de rijkste gemeente van Vlaanderen zich goed verkennen. Plus Magazine neemt u mee op een dubbele winterwandeling langs de plekken waar de Latemse schilders graag hun ezels opstelden.

Zo omstreeks 1880 moet de schok voor de keuterboertjes uit de Leiedorpen Latem en Deurle ten zuiden van Gent groot geweest zijn. In die tijd kwamen Gentse kunstenaars als Valerius De Saedeleer, George Minne, Karel en Gusstave Van de Woestijne zich hier vestigen. Op de dorpsweggetjes liepen ineens anarchistische hippies op blote voeten en in zwarte kleren rond. Na deze eerste Latemse School koos ook Albert Servaes voor een plek aan de Leie. Daarna, tussen 1910 en 1940, volgde een tweede golf kunstenaars met bekende namen als Constant Permeke, Frits van den Berghe, de broers Gust en Leon De Smet en schrijver Cyriel Buysse. De meesten werkten eerst in neo-impressionistische stijl, om na 1918 het expressionisme te omarmen. Hun aanwezigheid trok al snel rijke burgers en ondernemers aan, die de combinatie van de goedkope bouwgrond en het artistieke bohemiensfeertje best konden pruimen. Zij begonnen villa’s te bouwen en stichtten al in 1909 de exclusieve golfclub van Latem.

Een verkenning van Sint-Martens-Latem (de fusiegemeente van Latem en Deurle) in de winter biedt zo haar voordelen. Nevelslierten maken de Leie nog romantischer en de kale bomen bieden een beter zicht op de kasten van landhuizen tussen het groen.

Een aanrader is het Albijn Van den Abeelepad , een lus van 9 km die u kunt inkorten. Het pad is bewegwijzerd en uitgerust met infoborden. Het vertrekt in het centrum vanLatem en voert u langs de plekken waar de schilders graag hun ezel opstelden. De wandelroute vormt een begin van eerherstel aan de erfenis van de schilders, want die wordt de jongste jaren duidelijk verwaarloosd. Zo moest het huisje van schilder Leon De Smet eind 2006 op het nippertje van de sloop gered worden.

De Meersen en de ‘Latemtractors’

Het wandelpad brengt ons eerst langs bekende plekken van Latem-Dorp zoals de staandermolen en het witte Sint-Martinuskerkje. Een vertrouwd beeld krijgen we te zien aan de steiger net voorbij het gemeentehuis. Hier is de Leiebocht die zo vaak geborsteld werd door de Latemse schilders.

We verlaten de Leie en trekken de Latemse Meersen in, een moerassig natuurreservaat dat je hier niet verwacht. Ook in dit landschap van zompige weiden en knotwilgen zette menig schilder graag zijn ezel neer. Als wandelaar moet u zich hier wel wapenen met waterdichte stapschoenen.

Vervolgens bereiken we de wijkBrakelen het veerpont aan de Leie. In deze wijk staan nog enkele oude hoevetjes zoals de kunstenaars ze meer dan een eeuw geleden ontdekten. Het laatste stuk van onze tocht loopt door de bosrijke lanen die zo typisch zijn voor de gemeente. De ene pronkerige villa volgt hier na de andere. Opvallend is hoe smal de lanen hier zijn. De bewoners willen dat zo houden als herinnering aan de oude dorpswegen. Let wel op dat u niet wordt ondergespat door een zogenaamde Latemtractor, de bijnaam voor de dure SUV’s (4 x 4’s) die hier alom tegenwoordig zijn.

Oude en nieuwe rijken

Het grootste geheim van Sint-Martens-Latem schuilt wellicht in de deelgemeenteDeurle. Als u in de voormiddag kiest voor de wandeling in Latem, dan moet u in de namiddag beslist hier de benen gaan strekken. Ten noorden van het kerkje strekt zich een doolhof van dreven uit, met beukenbomen, eiken, sparren en wilde kastanjes.

Vertrek aan het kerkje van Deurle en neem de Muldersdreef. Sla hier af in de Burggraaf de Spoelberghdreef en loop door de Lindenstraat en de Kasteeldreef. In de Kasteeldreef slaat u de Rode Beukendreef in. Loop die helemaal tot het einde uit. Via de Muldersdreef en het smalle Cyriel Buyssepad komt u terug bij het kerkje van Deurle. Hier, op het hoogste punt van de gemeente, wacht het landhuis van de gelijknamige schrijver. Door het erkerraam had hij een prachtig uitzicht op de Leie.

Langs de dreven liggen pronkkasteeltjes in alle mogelijke stijlen, van rustieke landhuizen met rieten daken tot hedendaagse aquaria. Oude en nieuwe rijken zijn elkaars buren. Om de dreven pittoresk te houden, zijn de meeste niet verhard (laarzen zijn ook hier geen luxe).

Op de begraafplaats rond het kerkje van Deurle liggen de broers Leon en Gust De Smet, Xavier De Cock en Piet Bekaert begraven. En op een goede 700 meter van het kerkje wacht het gemeentelijke museum Gust De Smet. Dat is het huis waar de schilder woonde van 1935 tot aan zijn dood in 1943. Alles is hier bewust onaangeroerd gebleven. De vroegere bewoner zou elk moment weer binnen kunnen komen en zich neervlijen in zijn lederen zetel zonder te merken dat de 21ste eeuw begonnen is.

De kunstenaar schilderde graag in de al genoemde Rode Beukendreef. Zijn stamcafé was het Boldershof, tegenover de kerk. Hij speelde er vaak krulbol met zijn broer Leon en met andere stamgasten. Vandaag bestaat het café nog altijd. Het is nu weliswaar een stijlvolle brasserie geworden, maar de sfeer is nog authentiek. Een meer symbolische plek om een winters bezoek passend af te sluiten, zult u niet vinden... n

Ludo Hugaerts – Foto’s: Bart Degrande

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content