Je recht op informatie als patiënt onder de loupe
Al sinds 2002 geeft de wet je het recht op informatie over je gezondheid. Toch weten nog te weinig patiënten én zorgverstrekkers wat dat recht precies inhoudt.
1 om deze zorgverstrekkers gaat het
Arsen, tandartsen, apothekers, kinesitherapeuten, verpleegkundigen, klinisch psychologen en paramedici (audiologen, ergotherapeuten,...) vallen onder de patiëntenwet van 2002. Zij moeten je informeren, of ze nu in een ziekenhuis werken dan wel hun beroep in een privépraktijk uitoefenen.
2 Je hebt recht op duidelijke communicatie, op maat
Als patiënt heb je recht op informatie die je toelaat je gezondheidstoestand te begrijpen alsook hoe die gaat evolueren. Die communicatie moet in klare taal gebeuren. De Orde van artsen is zich bewust dat het medisch jargon complex is. Zorgverstrekkers moeten er zich dan ook van vergewissen dat je alles wat hij/zij heeft uitgelegd, goed begrepen hebt. Hij/zij doet dat door concrete vragen te stellen over de informatie die net werd gegeven. Als patiënt mag je vragen om die informatie schriftelijk te bevestigen.
Het is soms beter om de informatie beetje bij beetje aan te brengen en ze dan nog eens te herhalen.
In bepaalde zeldzame gevallen, als je in een noodsituatie verkeert, mag de zorgverstrekker beslissen om informatie die volgens hem op dat moment je medische toestand zou doen verergeren, niet te geven. Dat heet therapeutische exceptie. Maar je zorgverstrekker moet hierover vooraf een collega raadplegen en zijn beslissing daarna schriftelijk motiveren in je patiëntendossier. Heb je een vertrouwenspersoon aangeduid, dan moet ook die hierover worden geïnformeerd. De Orde van artsen vindt dat het aan de arts is om rekening te houden met het vermogen van de patiënt om informatie te krijgen, te begrijpen en verwerken en te integreren. Het is soms beter om de informatie beetje bij beetje aan te brengen en ze dan nog eens te herhalen. “Zo zullen we bij een patiënt met border-line wachten tot hij begeleiding heeft voor we hem op de hoogte brengen dat hij kanker heeft”, vertelt Maria Alvarez Baranga, bemiddelaar bij het universitair ziekenhuis Saint-Luc (UCL). Een goede communicatie vergt psychologisch inzicht. Daarom vragen patiëntenorganisaties dat zorgverstrekkers beter worden opgeleid wat communicatie en relationele vaardigheden, zoals een empathische houding, aangaat.
3 Je kan informatie weigeren
Als patiënt mag je vragen om niet te worden geïnformeerd. Je zorgverstrekker moet jouw wens respecteren, behalve als dit nadelig is voor je gezondheid of die van iemand anders. Denk maar aan een ernstige besmettelijke ziekte. Ook als je niet wilt worden geïnformeerd moet je zorgverstrekker vooraf een collega raadplegen en je vertrouwenspersoon (als je die hebt) inlichten. Jouw vraag om niet te worden geïnformeerd, moet in je dossier worden opgenomen.
4 Je moet vragen naar de prijs
Te weinig informatie over de kostprijs van de zorg is de meest voorkomende klacht bij de Ombudsdienst Patiëntenrechten. Thomas Van Hirtum van de Federale Ombudsdienst geeft het voorbeeld van een tandprothese of kroon, waarbij de tandarts vooraf niet waarschuwt dat de prijs tot meer dan € 1.000 kan oplopen, terwijl hier geen tussenkomst is van de ziekteverzekering.
5 Je kan je laten bijstaan door een vertrouwenspersoon
Hoe vaak gebeurt het niet dat je buiten stapt bij de arts maar een deel van de informatie niet goed is doorgedrongen, zeker als je slecht nieuws kreeg. Je mag dan ook altijd een vertrouwenspersoon meenemen naar een medische afspraak. Die kan jou bijstaan en is vaak beter in staat de informatie te onthouden. Je zorgverstrekker noteert dan in je dossier dat hij de informatie over jouw gezondheid met jouw toestemming heeft meegedeeld aan je vertrouwenspersoon, of aan jou, in het bijzijn van je vertrouwenspersoon.
Een vertrouwenspersoon kan je bijstaan, maar niet in je plaats beslissen. Dat is wel zo voor je vertegenwoordiger.
6 Je vertegenwoordiger beslist als jij dat niet meer kan
Een vertrouwenspersoon kan je bijstaan, maar niet in je plaats beslissen. Dat is wel zo voor je vertegenwoordiger. Hij of zij beslist als je zelf wilsonbekwaam wordt, bijvoorbeeld als je na een ongeval in coma raakt. Je kan zelf een vertegenwoordiger aanduiden. Heb je dat niet gedaan, dan bepaalt de wet de volgorde: eerst je partner (echtgenoot, samenwonende partner), dan een meerderjarig kind en daarna een ouder, broer of zus. Wil je zelf iemand aanduiden, dan stel je een schriftelijk document op, voorzien van de datum. Uiteraard kan je later op je keuze terugkomen.
7 Je moet geïnformeerd toestemmen met een behandeling
Voor je instemt met de behandeling of interventie die je zorgverstrekker voorstelt, moet je goed geïnformeerd zijn over alle aspecten die je beslissing positief of negatief kunnen beïnvloeden. De wet stelt duidelijk welke informatie je als patiënt moet krijgen: het doel van de behandeling, de aard ervan, hoe dringend het is, hoe lang ze duurt, hoe vaak er moet behandeld worden, wat de relevante tegenaanwijzingen, nevenwerkingen en risico’s zijn inherent aan de interventie, wat de nazorg inhoudt, welke alternatieven er zijn en wat de financiële gevolgen zijn.
Je moet ook duidelijk worden geïnformeerd over wat de gevolgen kunnen zijn als je een behandeling weigert of stopzet. Want dat recht om te weigeren of te stoppen heb je, ook als dat voor jou fataal kan zijn. Zo weigeren patiënten soms een bloedtransfusie op grond van hun geloofsovertuiging. Je moet als patiënt dus goed geïnformeerd en gezond van geest zijn op het moment dat je moet beslissen.
8 Je mag vragen of je zorgverstrekker verzekerd is
Als patiënt mag je weten of je zorgverstrekker een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft. “Een bandagist kan bijvoorbeeld zonder verzekering werken, maar moet de patiënt daar wel over inlichten”, aldus Thomas Van Hirtum.
Alles in je GMD
Op je vraag kan je huisarts al jouw medische informatie samenbrengen in een globaal medisch dossier. In zo’n GMD worden alle gegevens over je gezondheid bijgehouden: je medische voorgeschiedenis, je geneesmiddelengebruik, je behandelingen, de verslagen van specialisten en andere zorgverleners. Heb je een GMD, dan betaal je minder remgeld als je je huisarts of sommige specialisten raadpleegt.
9 Je mag je medisch dossier inkijken
Je moet je medisch dossier kunnen raadplegen binnen de 15 dagen nadat je inzage hebt gevraagd. De persoonlijke nota’s van de zorgverstrekker krijg je niet te zien, evenmin als informatie over derden. Je kan je dossier samen met je vertrouwenspersoon inkijken maar je mag hem/haar ook vragen dat zonder jou te doen. Je hebt ook recht op een kopie van je dossier. Je betaalt dan maximum € 0,10 per pagina en maximum € 25 voor het volledige dossier.
De inhoud van een medisch ziekenhuisdossier ligt wettelijk vast (familiale en persoonlijke antecedenten, onderzoeksresultaten, adviezen van artsen die je hebt geraadpleegd, diagnoses, behandelingen, evolutie van je ziekte,...). Dat is niet zo voor medische dossiers buiten het ziekenhuis. Patiënten zijn dan vaak teleurgesteld over de summiere informatie die ze krijgen. Hierover krijgt de Federale Ombudsdienst Patiëntenrechten veel klachten, vandaar hun vraag aan de overheid om ook hier werk te maken van een verplichte minimale inhoud. Bijvoorbeeld alles over je gezondheidstoestand wat op papier staat (resultaten, verslagen,...).
10 Je kan het dossier van een overledene niet zomaar inkijken
Als iemand van je familie overleden is, mag je als naast familielid niet zomaar zijn dossier inkijken. Heeft de overledene er zich tijdens zijn leven niet tegen verzet, dan kan een zorgverstrekker, op vraag van de partner, kinderen of een familielid tot de tweede graad (kleinkind, broer, zus, grootouder) wel het dossier van de overledene inkijken. De vraag moet wel voldoende worden gemotiveerd en specifiek genoeg zijn. Bijvoorbeeld om eventuele antecedenten van een genetische ziekte op te sporen of om na te gaan of er een medische fout is gebeurd.
Stap met je klacht naar de ombudsdienst
Vind je dat je rechten als patiënt geschonden zijn, dan kan je met je klacht bij de Federale Ombudsdienst Patiëntenrechten (02 524 85 21) of bij de ombudsdienst van het ziekenhuis terecht. De lijst van ombudsmannen/vrouwen van de ziekenhuizen vind je op www.patientrights.be.
“De ombudsman/vrouw of bemiddelaar is neutraal en probeert het geschil op te lossen via dialoog. Soms volstaan excuses, soms is er een financiële geste nodig”, legt Thomas Van Hirtum van de federale ombudsdienst uit. “Maar de zorgverstrekker is tot niets verplicht. Wij kunnen hem/haar niet dwingen om aan de bemiddeling deel te nemen.” Maria Alvarez, bemiddelaar van het universitaire ziekenhuis Saint-Luc (UCL, Brussel), voegt daar nog aan toe dat het aan de ombudsdienst is om alternatieven aan te reiken als de bemiddeling faalt. Bijvoorbeeld: de juridische dienst van het ziekenhuis, de Orde van artsen, het Riziv, enz.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier