Op kroegentocht in Ronse
Vorige eeuw vond je nog authentieke cafés in elke straat, vandaag zijn ze een zeldzaamheid. Gelukkig worden in Vlaanderen sommige kroegen geklasseerd en beschermd.
Het is nog geen 11 uur in de ochtend, maar hier en daar zie je toch al een schuimende pint op de tafels. Aan de wand (met houten schrootjes!) vergaren lijstjes met oude en vergeelde foto’s stof. Je kunt nog net zien wie erop staat: een plaatselijke bokskampioen met een gehavend maar trots gezicht. De toog heeft een marmeren blad en aan de voorkant ervan lopen twee geelkoperen buizen. De ene buis dient om je voeten op te laten rusten als je op een van de hoge barkrukken zit. De andere bevindt zich op ellebooghoogte en heeft haken waaraan de cafégangers vroeger hun mantels en boodschappentassen hingen. Vandaag wordt hier niet meer gerookt, maar de walm van de tientallen jaren dat er nog wel gerookt werd, waart rond en mengt zich met de geur van geboend hout en koffiearoma’s. Er klinkt achtergrondmuziek uit de luidsprekers die het gebabbel van de klanten, het omslaan van krantenpagina’s en het getingel van koffielepeltjes overstemt. Allemaal zeer herkenbare geluiden die nu en dan doorbroken worden door een schaterlach van stamgasten aan een tafeltje achterin.
Kroegen, bars en dorpscafés vormen samen een écht erfgoed, maar worden helaas niet bepaald beschouwd als grote kunst.
Waar zijn de dorpskroegen?
We zijn in een café in Ronse, een kleine stad in de Vlaamse Ardennen, maar dit tafereel had zich tot voor enkele decennia nog bijna overal in ons land, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, kunnen afspelen. Helaas is deze typische cafésfeer bijna voltooid verleden tijd geworden. België mag er dan wel in geslaagd zijn zijn biercultuur te laten erkennen als Unesco-werelderfgoed, de bijhorende cafécultuur dreigt te verdwijnen. Niet enkel de traditionele drinkgelagen, waarvan de afname zeker een positieve invloed heeft op het aantal alcoholverslavingen, maar ook het gemeenschapsgevoel en de sociale ontmoetingsplek waarvoor zo’n café staat. Het aantal cafés en bars in ons land is volgens cijfers van Statbel, het Belgisch statistiekenbureau, tussen 1994 en 2023 met 57% gedaald. Van 29.880 zijn we teruggevallen naar 12.988 etablissementen.
Waar zijn ze gebleven, de typische wijkcafés, dorpskroegen en ‘cabardouchkes’? Niet zelden hebben ze plaatsgemaakt voor horecazaken met een modern interieur en een strakke – of juist vals authentieke – inrichting. Een groot verlies, helaas. Kroegen, bars en dorpscafés vormen samen een écht erfgoed – zowel de architectuur als het meubilair. En dat erfgoed is extra kwetsbaar omdat het niet bepaald beschouwd wordt als grote kunst. De art-nouveau- en art-decocafés en de breugeliaanse kroegen van Brussel en Antwerpen lokken vandaag toeristen uit de hele wereld, maar het besef van het belang van zulke zaken elders in onze dorpen en steden is veel kleiner. In Wallonië is nog bijna geen enkele maatregel genomen om typische cafés te behouden voor de toekomst. In Vlaanderen is de situatie wat beter, omdat een dertigtal cafés nu officieel geklasseerd en beschermd werden voor hun gevel en/of hun interieur (zie kader). Ronse is een beetje pionier, want hier zijn drie etablissementen beschermd. De stad organiseert geleide bezoeken om die authentieke cafés te herwaarderen.
Betalers of ‘gatlekkers’
“Ooit telde onze stad meer dan 500 cafés”, vertelt Yves Fouquet, geboren Ronsenaar en een niet stil te krijgen kroegengids. “In 1914 betekende dat één café per 41 inwoners, ook al ging het soms meer om achterzaaltjes dan om echte horecazaken.” Voor we naar de geklasseerde cafés trekken, neemt Yves ons mee naar De Dragonder, een gerenoveerde oude arbeiderskroeg dichtbij het Must, het textielmuseum. Toentertijd had elk café ‘zijn’ publiek, of het nu ging om een chique brasserie naar Parijs’ model of om een sjofele kroeg. Geen enkel etablissement had de ambitie om een gemengd cliënteel te lokken. Elke politieke partij, elke volksdansgroep, elke gilde had zijn vaste stek met eigen codes, een eigen stijl en een dito cultuur en filosofie. En dat gold ook voor de duivenliefhebbers of voor de witte en blauwe boorden.
De Dragonder blijkt een kleine kroeg te zijn met gekalkte muren, een oude vogelpik en schappen gevuld met bier- en jeneverglazen. “Op de betaaldagen wachtten de vrouwen hun mannen bij het buitenkomen uit de fabriek op om te voorkomen dat ze al hun centen zouden opdrinken. Ze lieten hun gelukkig wel wat drinkgeld.” De jeneverglaasjes hebben hier twee functies. De bovenkant heeft een normaal kelkje en diende om de alcohol te serveren waarvoor betaald was. Het voetje is hol als je het glaasje omkeert. Hiermee kon wie op zwart zaad zat, bij zijn kameraden om wat druppels jenever bedelen, die hij meteen in één slok kon opdrinken. Deze arme drommels kregen dan de bijnaam ‘gatlekkers’.
Liberalen versus duivenliefhebbers
De sfeer wordt heel anders wanneer we naar het stadscentrum lopen. Op de Kleine Markt komen we voorbij de herberg Onder de Toren, vandaag jammer genoeg omgedoopt tot The Tower. De luxueuze geklasseerde gevel is volledig gemaakt van gevernist keramiek met mooie regenboogkleuren en oogt nog altijd imposant. Het interieur is helaas weinig authentiek gebleven. Dat is gelukkig wel het geval in café Harmonie op de Grote Markt. In het begin van de 20ste eeuw werd dit etablissement geopend als basis voor de activiteiten van de liberale partij. Als je hier door de deuren van de neoklassieke gevel stapt, kom je ineens terecht in een van de grote brasserieën uit de belle epoque. Het ijzersmeedwerk van de bar wordt ondersteund door olifantenkoppen – een verwijzing naar Belgisch Congo. De wanden zijn bedekt met reuzengrote spiegels en tegeltableaus die jachtscènes voorstellen. De weg naar de toiletten wordt nog aangeduid met een bordje in het Frans: Cour.
Pal tegenover deze zaak bevindt zich het veel volksere café Local Unique. Hier kwamen vooral veel duivenliefhebbers. Laat je niet misleiden door de sobere gevel: ook hierbinnen vind je opvallende tegeltableaus die enkele bekende figuren uit de Vlaamse beweging voorstellen. Tussen Hendrik Conscience en Rubens verbazend genoeg ook Constantin Meunier. Zijn werken verbeelden nochtans vooral het dagelijkse leven van de arbeiders in de Waalse industriebekkens. De verklaring: veel van deze arbeiders waren Vlamingen of Vlaamse pendelaars. Hier is altijd veel ambiance, maar onze gids wil ons absoluut meetronen naar een laatste café: de Memling. Deze zaak is niet geklasseerd, maar kan bogen op een rijke geschiedenis. In de vitrinekasten staat een ongelooflijke verzameling oude fototoestellen tentoongesteld. Nog maar een bewijs dat onze cafés plekken vol leven en vol verrassingen blijven. Waar wacht je op?
Meer info: ontdekronse.be
Geklasseerde cafés in Vlaanderen en Wallonië
Vlaanderen (onvolledige lijst): The Tower, Harmonie en Local Unique (Ronse); Gambrinus (Leuven); De Zwaan en Den Ouden Tinnen Pot (Tienen); Rubens (Eeklo); De Hoorn en Buurpand (Beersel); Torenhof (Ichtegem); ’t Hoefijzer en De Munte (Brugge); Le Dôme (Antwerpen); De Hertog van Brabant, Comte de Flandre, Cambrinus, De Carillon en ’t Roosje (Oudenaarde); Posthotel (Wetteren) ...
Wallonië: één geklasseerd café tot nu toe: Modern Hotel in Zinnik (in renovatie).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier