Zeldzame grafgiften in een Neolithisch grotgraf nabij Dinant
Bij recent onderzoek van meer dan 200 dierlijke botresten afkomstig van de opgravingen van Abri des Autours, een kleine grot nabij Dinant, zijn enkele Neolithische benen werktuigen en een mooie hanger ontdekt. Op zich zijn dergelijke voorwerpen niet zo zeldzaam. Maar deze exemplaren werden aangetroffen in een collectief Neolithisch graf uit de Michelsbergcultuur, ruim 6.000 jaar oud. En dat is uitzonderlijk.
De opgravingen van archeoloog Nicolas Cauwe dateren al van begin de jaren ’90. De analyse van het botmateriaal gebeurde recentelijk door een team onder leiding van Quentin Goffette van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel, de gebruikssporenanalyses door Veerle Rots van de Université de Liège. De studie werd gepubliceerd in het vaktijdschrift Anthropozoologica.
“In het collectieve Neolithische graf werden zes kinderen en drie volwassenen begraven”, zegt Quentin Goffette. “Verspreid in de grot vonden de archeologen voorts 230 beenderresten van een heel verscheiden fauna. Zes daarvan waren bewerkt, en één is gebruikt als een kleine hanger. Het gaat over een tand van een hinde met een kleine doorboring. De sleetsporen rond het gat in de tand wijzen erop dat het kleinood wel degelijk als hanger is gebruikt of als decoratie op de kledij.”
De andere werktuigen waren onder meer een naald, gemaakt uit het kuitbeen van een varken of een everzwijn, aangescherpte ribben, vermoedelijk van een rund en een paar werktuigen vervaardigd uit het gewei van een edelhert. Naast de zes benen werktuigen vonden de archeologen nog een schrabber en een geretoucheerde kling uit vuursteen, een paar potscherven en twee parels.
“De andere beenderen waren niet bewerkt”, aldus Goffette. “Ze werden aangevoerd door carnivoren, die zich in de grot tegoed deden aan hun prooien. Een groot aantal ervan vertoonde knaagsporen. Er werden ook nog enkele volledig intacte beenderen gevonden, waarschijnlijk van dieren die in de loop der jaren in de grot zijn gaan sterven.
De archeologen konden de voorwerpen niet linken aan één bepaald individu dat er begraven lag. De menselijke botresten werden wellicht nog tijdens het Neolithicum al gemanipuleerd, misschien om nog nieuwe doden in de begraafplaats bij te zetten.
Dieper in de grot, achter een muurtje van stenen, vonden de archeologen nog een veel ouder collectief graf uit het Mesolithicum (midden steentijd) dat volgens C14-dateringen tussen 11.000 en 10.000 jaar oud moet zijn. Het graf bevatte de resten van zes kinderen en zes volwassenen, maar geen werktuigen. Ten slotte was er ook nog een Mesolithisch graf van een vrouw, waarvan het skelet verschillende breuken vertoonde, breuken die deels genezen waren. Waarschijnlijk had de vrouw bij leven een ongeval gehad. Ter hoogte van het bekken van de vrouw was oker op haar lichaam gestrooid.